
verder oorringen, halssnoer, polsbanden en een kort kleedje. Hoog
38.—Not. 1864 pag. 230. Rawapoeloe (Soerabaja).
414. Gooteinde of spuier. Bovenop zit een aap, met een kort kleedje
aan en in den schoot eene ronde doos, die hij met beide handen
vasthoudt. Hoog 34.
415. ld . Menschelijke figuur met zwaar hoofdhaar, gehurkt
op het rechter en geknield op het linkerbeen; houdt met beide
handen een doorboorden bol vast, die den spuier vormt. Hoog
38.5.— Collectie Scheepmaker.
416. Id. Monsterkop (banaspati) met uitpuilende oogen en
groote tanden. Door den geopenden mond loopt eene opening die
achter met de leiding van het water in verbinding staat. Hoog 34.
417 en 416. Koppen, met diadeem of versierdeu haarband en
zware oorknoppen. Afkomstig uit een der nissen aan den buitenkant
van het dak van den tempel, genaamd Bima, op het plateau
van Diëng, en daar versierd met een hoog hoofdtooisel, dat op
den steen er boven was uitgehouwen. Hoog 28 en 29.
419. Id. Staande op een langwerpig vierkanten steen en tegen
eene ovale glorie. Fraai versierd hoofdtooisel. Hoog 3 1 .— Diëng.
420. Id. van gebakken steen, staande in een nis van bloemwerk.
Hoog 32.—Collectie Scheepmaker .
421. Konisclie steen, die van binnen hol is en dus den vorm
eener muts heeft. Aan eenen kant in basreliëf een leeuw en eene krab,
aan dea anderen kant een schorpioen, waarschijnlijk astrologische
voorstellingen. Het verdere gedeelte der oppervlakte is bedekt met
struiken, waaraan bloemen en vruchten. Hoog 33.—Not. 1869 p. 22.
Soerabaja.
422. Hantrelief met de koppen én het voorlijf van twee liggende
herten; daar tusschen eene ronde vaas of pot met kleine
opening (doos met reliquieën of lijkasch) en hierachter een heilige boom
met kegelvormigen kruin.
Boven rechts de zon, links de maan en daarboven eene ster.
Waarschijnlijk eene voorstelling van het hertenpark (Mrigadawa) bij
Benares, waar Boeddha geleerd heeft.
Aan den achterkant is in zwak relief uitgebeiteld een huis of
pendoppo, met een man er naast en daaronder eene onduidelijke
legende (*); dit beeldhouwwerk is zeer slecht en zeker van la teren tijd
dan de eerstbeschreven voorkant. Hoog 69. — Madioen.
423 . Basreliëf. Rechts een torenvormig gebouw (stoêpa?) en daarbij
twee opene gebouwtjes van twee verdiepingen [wihara 's?) . In
het midden wegen met groote steenen en eene kronkelende beek,
waarover op twee plaatsen een brug van drie naast elkaar liggende
boomstammen of groote bamboes. Links rijstvelden, een omheind
dorp en boomen. Breed 96, hoog 68. — Collectie Scheepmaker.
424. ld. Twee omheinde dorpen tegen een berg met een oploopend
voetpad van .groote steenen. Breed 40, hoog 68. — Collectie Scheepmaker
.
425. Id. Berg, waarop twee dorpen, hoog aan een steilen weg
van groote steenen gelegen. Breed 41, hoog 69. — Collectie Scheepmaker.
426 en 427. Id. bestaande uit twee aan elkander passende stukken.
Links een dorp en daarboven een tempel. Hooger op nog twee
dorpen en verder rijstvelden. Te zamen breed 70 en hoog 68. —
Collectie Scheepmaker.
428. Id. Rijstvelden te gen een berg, en daartusschen een weg
van twee rijen groote steenen; onder en boven boomen. Breed 37,
hoog 67. — Collectie Scheepmaker.
429. Id. Beneden een beek, waarover eene brug van drie boom-
(*) Deze legende in reliefletters is aan de rechterzijde zoo beschadigd, dat ontcijferen
een onmogelijkheid is. De letters hebben de vormen der letters op. de Soekoeh- en
Tjeta-inscripties. Het begin schijnt, doch ik zeg niet meer dan s c h i j n t , te luiden:
b ramana h a n a la . . . (?) Het is reeds gezegd dat de ontcijfering der Soekoeh- inscripties
nog niet is gelukt. B,
1