
een op gewerkt vierkant voetstuk staat. De handen houden langwerpige
voorwerpen, misschien eene slang en een bloemstengel,
waarvan de knop tegen den linker schouder rust. Hoog 10.5.
706. Polynesisch beeld. Zittende in een grooten armstoel, met
een zonnescherm boven het hoofd, dat achter van uit de leuning
naar boven gaat. Kroonvormig hoofddeksel, kleedje dat tot op de
voeten afhangt, de handen onduidelijk. Hoog 16.8.
707. fd. Langwerpige plaat als voetstuk, waarop de hoofdpersoon
op een stoel is gezeten, met de beenen op Europesche wijze
afhangend; de rechterhand ligt op de knie en de linker houdt
eene zeer lange pijp vast. Achter zit een dienaar met groote kris
op den rug, die een zonnescherm boven de hoofdpersoon houdt.
Hoog 20.
708. Id. Langwerpige plaat als voetstuk, waarop drie figuren.
De hoofdfiguur zit in het midden op een stoel en is gekleed als
het vorige nummer; de rechterhand rust op een staf met gebogen
knop, de linker op de knie. Achter zit eene figuur eveneens op
een stoel, die een zonnescherm boven de hoofdfiguur houdt. Vóór
zit de derde op gewone Javaansche wijze, de handen ter hoogte
van het gelaat te zamen gebracht uit eerbied voor zijn heer. Hoog 16.
709. Id. Zittende op een gewonen stoel met rugleuning; de
beide handen liggen op de knieën; boven het voorhoofd is een
versierde band, maar andere versierselen ontbreken. Aan den linkerkant
is eene kleinere figuur neergehurkt, die een zwaren staf
of knots in de handen houdt. Hoog 6.3.
710. Id. Zittende op een vierkant voetstuk met versierde zij den.
Grove trekken. De beenen onder het lijf; de handen vóór de
borst over elkaar gelegd. Op het hoofd, zoo het schijnt, een ronde
hoed. Hoog 1 2 .1 . — Not. 1883 pag. 1 1 . Afdeeling Limbangan
(Preanger).
711-. ld. Alleen tot aan het midden uitgewerkt, het benedenlijf
bestaat uit een kegelvormigen voet. Op het hoofd iets in den vorm
van een Griekschen helm; de beide handen geopend voor het lijf,
met een plat vierkant voorwerp er op. Hoog 7A
712. Polynesisch beeld. Neergehurkt en de armen dwars voor
het lichaam; zeer onduidelijk. Hoog 2.5.
713. Id. Als voren, maar nog onduidelijker, zoodat zelfs de
ligging der armen niet te herkennen is. Hoog 1.7.
713®. Id. Vrouw met een aapachtig gezicht, naakt en de beide
handen voor het lijf. De voeten zijn afgebroken. Hoog 6.— Not.
1886 pag. 2. Onderafd. Boemiajoe (Tagal).
XIV. DIERVORMEN
van verschillenden aard, als ornamenten van onzekere, meestal geheel
onbekende bestemming.
714. Garoeda. In vliegende houding: het linkerbeen voor tegen
het lichaam en het rechter op zij uit naar boven geslagen; vogelbek
en aan de schouders uitgeslagen vleugels. Halssnoer, groote
oorringen, gordel en broek; in de handen fragmenten eener slang.
De bovenkant van het hoofd is een plat vlak met vierkant uitsteeksel
in het midden, waaruit blijkt dat het beeld vroeger een ander
voorwerpt of ornament moet hebben gedragen. Hoog 10.1. Not.
I. p. 251. Blora (Rembang).
715. Centaurachtig wezen, het voorste gedeelte van het lichaam
als van een rakshasa (zie no. 210. vlg.), namelijk een monsterachtig
gezicht met uitpuilende oogen en uitstekende tanden, zwaar haar,
dat boven het voorhoofd als diadeem geschikt en achter het hoofd
saamgebonden is ; in de rechterhand een kort breed zwaard (de punt
afgebroken), de linker als in afwerende houding. Het achterlijf
is dat van een dier, het meest gelijkend op dat van een varken.
Het voorlijf is opgeheven en in hevig bewogen vechtende houding,
het achterlijf wordt in een razenden galop voorgesteld; daar de
figuur slechts twee pooten heeft, is vermoedelijk aan vliegen ge