had zieh gedurende de afwezigheid der laatste Otto’s in Italie en onder de zwakke
regering van den vroomen Hendrik buitengemeen verheven, en er waren velen
onder hen, die even zoo goed zelfstandige heersohers konden zijn, als de Köningen
vän Bourgondie en de Hertogen van Boheme en van Polen.
Doch het denkbeeld van een'eenig Duitsch Rijk, door een Koning geregeerd,
dat zonder tegenspraak het aanzienlijkste van de geheele Christenheid zijn kon,
was door het Saksische Huis nog meer bepaald algemeen.heerschend geworden.
. De Duitsche stammen aarzelden geen oogenblik om aan te nemen dat de troon
weder bezet inoest worden; de verschillende volken hielden eerst onderling overleg,
wien zij de eer van het Rijksgebied zouden kunhen toekennen, en daarop
kwamen zij, reeds acht weken na den dood van Keizer Hendrik, met de Hertogen
aan het hoofd hunner Grooten, aan den heerlijken vaderlandschen Rijn
bijeen, die in deze eeuwen. nog nergens aan vreemde heerschappij Onderworpeu
was. Men verzamelde zieh ter plaatse waar ongeveer de overgang tusschen
Noord- en Zuid-Duitschland gevonden wordt, -in de vlakte bij Oppenheim tusschen
Mentz en Worms, en, op den tegenoverliggenden oever. Op de linker
Rijnzijde, niet ver van de wijngaardhoogten van. het tegenwoordige Nierstein,
stond de oiide Koningsstoel; om deze verzamelden zieh de Rijnfranken, bene-
vens de Opper- en Neder-Lotharingers, van de oevers der Moezel en Maas aan-
gekomen; op den regteroever bevonden zieh de Oostfranken; Zwaben, Beijeren
en Saksers, aan welke zieh ook eenige Slaven uit de onderworpene grenslanden
aangesloten hadden. Behalve de Aartsbisschoppen en Bisschoppen van het Rijk
waren alle Hertogen te zamen gekomen — alleen van den Hertog der Bohemers
Othelrich of Ulrich is dit m i n d e r zeker — als: de stoute Hertog van Saksen
Herman, der Beijeren Hertog Hendrik uit het Luxemburgsche Huis, een breeder
der Keizerin-weduwe Kunigunde; uit Zwaben de jonge Hertog Ernst II,
zoon van Gisela, die in tweede huwelijk zieh met Graaf Koenraad verbonden
had, dien wij weldra als Koning en grondvester van een nieuw Vorstengeslacht
zullen zien; uit Opper-Lotharingen kwam Hertog Erederik; uit Neder-Lötharin-
gen (een groot gedeelte van het tegenwoordige Nederland) Gozelo; uit Karinthie
Hertog Adalbert;.eindelijk uit Frankenland zelf Koenraad de jonge, die hier het
Hertogelijk bestuur in den naam des Konings voerde, want de eigenlijke Hertog
der Franken was de toenmalige Koning zelf, gelijk wij uit de instelling van
Otto I weteu.: ;
Op dezen jongen Koenraad waren de öogen der kiezers mede gerigt, maar
nevens hem, en wel wegens zijne deugd en wijsheid nog veel meer, had zijn
oom, de oude Koenraad, de harten gewonnen, hij die mede uit den Fränkischen
stam was; — uit dezen toch zoude, volgens de voorloopige afspraak, gekozen
worden. Beide waren voortreffelijke mannen, zonen van twee broeders, wier
vader, Otto van Karinthie , een zoön van den dapperen Koenraad den rooden
van Worms was, die in den slag van Lechfeld viel, en van Luitgard, de dochter
van Otto I. Zoo konden beide ooms zieh op de edelste afkomst, zoowel van
vaders- als van moederszijde, beroemen.
Als de keus tusschen beide stond, sprak de oudere Koenraad aldus tot den
jongeren: n Ik verheüg mij zeer, dat zulk eene vergadering ons beiden de Ko-
ninklijke eer waardig keurt. Laat ons dan van onze zijde toezien, dat wij ons
niet door tweedragt zoodanige eer onwaardig toonen en dat het volk eenen der-
den tot Koning kieze. Mij dankt, dat wanneer de keuze op u of op mij valt,
de een door den anderen in den gekozene geeerd wordt. Daarem zal ik, wanneer
de volken u kiezen, de eerste 'zijn, die u als zijnen Koning huldigt , en
voorzeker zult gij mij het zelfde belooven.// — De jongere Koenraad stemde
hiermede in, en als hierop beide de.Vorsten elkander voor aller oogen omarm*
den, erkenden allen, dat hoe ook de keuze mögt uitvallen, geen bloedige Strijd
over de kroon tusschen beiden gevoerd zoude worden. Daarep volgden de op den
Koningsstoel verzamelde Vqrsten hunne vrije overtuiging, en als de eerste Gees-
telijke des Rijks, koos de Aartsbisschop Aribo van Mentz met luider stem den
ouderen Koenraad. Vrolijk volgden alle geestelijke Vorsten zijn voorbeeld; en als
de jongere Koenraad, de eerste der Franken, onder de wereldlijke Vorsten het.
eerst zijne stem moest uitbrengen, koos hij mede zijnen oom. Deze greep zijne
hand en plaatste hem aan zijne zijde; de overige Vorsten volgden het voorbeeld
van den jongeren Koenraad, hoewel er onder de Lotharingers velen tegen den
ouderen Koenraad gestemd waren. Het volk gaf door gejuich zijne goedkeuring
te kennen en verlangde dadelijk de krooning van den nieuwen Koning. Zoo
wendde zieh dan de schitterende vergadering, jubelend van beide zijden van den