Z. Bevindt zieh mede in de Verzameling van het Zeeuwsch Genootschap en
is uitgegeven in het IIe Stuk der Verhandeling van wijlen den Heer m a c a R e ,
PI. IU , N° 11.
N° 5 vertoont, wat de vz. betreft, zeer veel gelijkenis op die van N° 2, maar
het kruisje heeft een eenigzins anderen vorm en er zijn thans geene points secréts
(?) op onze voorzijde te vinden.
Op de kz. ziet men eene R en P (Rex Pipinus?)- onder een dwarsstreepje,
terwijl er onder de R drie symmetrisch geplaatste bolletjes zieh vertoonen.
Z. Werd te Domburg gevonden; bevindt zieh in de Verzameling van het
Zeeuwsch Genootschap, en werd afgebeeld in m a c a r ó ’s IIe Verhandeling,
Pl. I II , N° 12.
N° 6 is slechts eene afbeelding van een onvolkomen, doch stellig in type van
de vorige afwijkende, denier. Op de vz. is alleen eene R met twee bolletjes
vóór en eene achter haar zigtbaar. Op de kz. eene omgekeerde E en R; de
laatste met een lange opstaande haal, een cirkeltje en een bolletje, en onder haar
eene figuur van .voor ons onzekere beteekenis.1
Z. Te Domburg gevonden, bevindt zieh in de Verzameling van het Zeeuwsch'
Genootschap en is afgebeeld in de Verhandeling van m a c a r c , IIe Stuk. I ll, 15.
Op de vz. van N° 7 ziet men eene staande, menschelijke, figuur, vlak van
voren, met een kruis in de regterhand ; de overige figuren zijn wegens den staat
van afslijting, waarin de munt zieh bevindt, moeijelijk te onderkennen.
Op de kz. staan drie groote letters; de middelste is onduidelijk. Zij schijnen
te wezen eene R (waaraan eene X verbonden), eene P, en eene P , en alzoo te
kunnen bßteekenen : Rex Francorum Pipinus. Onder de letters ziet men den
scheepshamer, althans naar het schijnt, alsmede, ter zijde, drie bolletjes.
Z. Weegt 0,8 jr.; werd te Wijk bij Duurstede in Januarij 1844 gevonden
en was, tijdens wij de munt teekenden, in het bezit van den Heer b a l f o o r t
te Utrecht.
N° 8, hebbende op de vz. de verbondene letters R en P (Rex Pipinus), be-
nevens twee ongelijk geplaatste bolletjes, vertoont op de kz. eene figuur van voor
ons geheel onbekende beteekenis, bestaande uit drie lange, staande lijnen, met
een dwarsche streep daarboven, door twee half cirkelvormige figuren symmetrisch
gedekt; alles in bolletjes eindigende en door twee cirkeltjes geflankeerd. Voor-
en keerzijde zijn door parelcirkels omgeven, hoedanige niet op de voorgaande
N° 7 voorkwamen.
Z. Wij ontleenden de afbeelding aan de Ondheidkundige mededeelingen (Wijk
bij Duurstede betreffende) van Dr. L. J. f . ja n s se n .
N° 9 (op PI. X) heeft op de vz. weder het llP IP I met een kruisje daarboven
en een scheepshamer daaronder op de vz. en het RF met . dwarsstreepjes
daarboven en twee bolletjes daaronder, terwijl zieh even vele bolletjes, onder
elkander geplaatst, ter linkerzijde van de R bevinden. •
Z. Berust in het Kabinet van’t Zeeuwsch Genootschap ';' gevonden te Domburg
en is afgebeeld in macabA s II® Verhandeling, PI. I l l , N° 9.
N° 10 wijkt aanmerkelijk van al de tot dus verre afgebeélde af. Op de vz.
ziet men thans de letters IIPIP1 in geheel andere gedaante en meer als schrijf-
letters voorgesteld. Het gewone, dusgenaamde Karolingische kruis is thans een
eenvoudig langbeenig, dat aan de eerste letter P verknocht is. De scheepshamer
ontbreekt niet. -
Op de kz. ziet men een mannelijk persoon met eene soort van hoed of muts
op het hoofd. staande, terwijl hij een hellebaard in de regter- en een kromstaf
in de linkerhand houdt; iets wat, onzes. bedunkens, op de vereeniging der op-
perste wereldlijke en geestelijke magt in ’s Vorsten handen moet doelen. Aan
de buitenzijde, links van den hellebaard en regts van den kromstaf, bevindt
zieh éen staand opschrift, dat negen letters bevat. Hoe vele moeite wij ons
ook herhaalde malen tot deszelfs ontcijfering gaven, is die ons echter niet mögen
gelukken. Of het bolletje onder de vloer, waarop het Vorstenbeeldje staat,
eenige beteekenis moet hebben of alleen ais sieraad te beschouwen is, blijkt niet.
Dit muntje, dat te Wijk bij Duurstede in 1844 gevonden is en in zeer siechten
toestand verkeert (iets waardoor dan ook misschien het omschrift zoo onduidelijk
is), is door Dr. ja n s se n uitgegeven in zijne Oudheidkundige mededeelingen.
N° 11 heeft de gewone voorzijde van IIPIPI, met het kruisje van boven en
den scheepshamer van onder.
Op de kz. ziet men het R(ex) F(rancorum) weder in omgekeerde rigting der
letters, terwijl de R een zonderlingen vorm heeft (zijnde de benedenhaal aan
13