Wij kunnen, daar le bLanc (zie zijn Traité historique des Monnayes de
France, p. 187) zulks niet doet, gewigt noch gehalte dezer munt opgeven.
En hiermede eindigen de munten der Frankisch-Nederlandsche Vorsten, die
wij hebben kunnen opsporen. Wij gaan thans over tot de in Nederland geslagene
munten der Duitsch-Nederlandsche Vorsteu, en onder deze keimen wij geene-
andere dan die van Keizer Otto III, die van 988 tot 1002 regeerde, Deze
Vorst kwam nog als kind aan het rijksbestuur en wel zeer spoedig onder ge-
dwongene voogdij van Hertog Hendrik van Beijeren, die, vroeger uit zijn Her-
togdom verdreven, aan Bisschop Poppo van Utrecht in verzekerde bewaring ge-
geven was.
Het gelukte echter aan eemge Saksische en Thuringsche Qrooten, toen Hendrik
, om zieh van de Duitsche kroon ten koste van Otto meester te maken, ziéh
met eenige Slavische volkstammen (waaronder zieh nog vele Heidenen bevon-
den) trachtte te verbinden, dit plan te doen mislukken, ’s Keizers grootmoeder
en moeder uit Italie te doen körnen en Hendrik te noodzaken den jeugdigen
Vorst weder aan deze wijze en verständige vrouwen ovér te geven, iêts wat van
eenen allergelukkigsten invloed Voor Duitschland was. Otto toch werd eerst op-
gevoed door den beroemden Meinwerk, later Bisschop van Paderborn, daarna
door den mede schraüderen Bemward, later Bisschop van Hildesheim, die tij-
dens zijn oponthoud in Itahë met den jeugdigen Keizer eene groote liefde voor
de beeidende kunsten verkreeg, welke hij ook persoonlijk beoefende.
Eindelijk was ook een der leermeesters van Otto II de geboren Eranschman
Gerbert, monnik te Aurillac, later Paus onder den naam van Sylvester I I , de
geleerdste man van zijnen tijd. Hij had het, onder de leiding der Arabieren in
Spanje, zoo verre in de wiskundige weteüschappen gebragt, dat hij voor e6n
toovenaar gehouden werd. Terwijl hij bij dit alles vlugheid in het handélen
paarde, was hij in deze dagen een der invloedrijkste mannen in Lotharingen en
Frankrijk en later in Itahë,
Bij deze leermeesters kwam nog Johannes van Placentia, een geleerde Griek
uit Calabrië. Was het wonder dat Otto I I I , bij eenen gelukkigen aanleg, onder
zulke leermeesters zieh allervoorspoedigst ontwikkeldep Het Grieksche bloed
zijner moeder, de Oostersche Keizersdochter Theophano, verloochende zieh in
hem niet. Zijne kennis overtrof verre die zijner voorvaderen. Hij werd ’s werelds
wonder, mirabilia mundi, genoemd. Maar eene groote feil in zijne opvoeding
was het, dat zoowel Theophano als Gerbert ’sknapen ijdelheid streelden,
zoodat hij, opwassende, trotsch en hooggevoelig van zieh zelven werd. Reeds
het kind van zes jaren had een stoet krijgsgevangene Vorsten en aanzien-
lijken voor zieh zien knielen. En hij, de knaap uit Grieksch bloed gesproten
met voor die dagen fijne beschaving opgevoed, had een afkeer van de gebruiken ,
der ruwe Duitschers en voegde zieh ,• vooral in Italie, meer naar de zeden der
Italianen. ln 996 toch had hij eenen togt naar Italie ondernomen, zoowel om
de daar ontstane verwikkelingen als wel vooral om er de Duitsche Keizerskroon
te verwerven. In 988 had zijne moeder daar het Duitsche overwigt hersteld.
Zij was echter, daarna teruggekeerd, reeds in 991 te Nijmegen overleden, tot
groot leedwezen van allen, zelfs van hen wien hare Grieksche trotschheid tegen
de borst stuitte.
Aan het hoofd dan van een leger uit alle Duitsche stammen, Beijeren, Zwa-
ben, Frankenlander», Saksers en Lotharingers (het tegenwoordige Nederland
heette toen voor een aanzienlijfc deel Neder-Lotharingen), trok de löjarige
Roomsch-Koning Otto III in 996 naar Italie en tuchtigde te Rome den Patricier
Crescentius, die er zieh van het oppergezag meester gemaakt had. Onderweg
den dood van Paus Johannes XV verneinende, was het op zijn aandrang dat te
Rome zijn bloedverwant Bruno, zoon des Hertogen van Karinthie, tot Paus
gekozen werd. Hij was de eerste Paus uit Duitschen bloede, en nam den naam
van Gregorius V aan. Den 21 Mei van dat zelfde jaar kroonde hij Otto tot
Keizer. Op voorspraak van den Paus gaf hij Crescentius vergiffenis en benoemde
hem tot Prefekt van Rome. '
Doch als de oproerige Romeinen, den Duitschen Paus niet kunnende verdra-
gen, dezen uit de stad gedreven hadden, kwam Otto in Februarij 998 weder
met een geducht leger te Rome. Crescentius werd in den Engelenburg belegerd,
deze ingenomen, de opstandeling onthoofd, en Gregorius V op zijnen
zetel hersteld, die echter, slechts 27 jaren oud, reeds in den aanvang van het
volgende jaar. overleed.
Otto’s leermeester, Gerbert, een jaar te voren tot Aartsbisschop van Ravenna
21*