Christendoms, de letters A en fl (1). In het veld ziet men, aan den regter-
kant, eenester, la de sfenede, naar het schijnt, eene W tussehen twee punten
of bolletjes. Omschrift:
VICTVRIA AVDVLFQ
>i Victuria staat hier voor Victoria, gelijk wij ook weldra zullen vermelden :
FLVREAS SEMPER voor FLOREAS.
Het stukje is , volgens den Heer duchabais , goed bewaard.
Hooren wij wat deze verder zegt :
« In de 6e eeuw ònzer jaartelling waren de Friezen een, afzonderlijk volk,, ge-
regeerd door onafbankelijke Votsten, die door de tijdgenooten dan eenS met den
naam van Hertogen, dan eenS met dien van Köningen vereérd worden. De
lotgevallen van dit volk zijn weinig bekend. Eerst op de helft der 7e: eeuw beginnen
de Kronijksehrijvers en de zamenstellers van de levens der heiligen er van te
spreken. Sint Oden, Schrijver van het-leven Van St. Eligius», yermeldt, Boek I I ,
Hoofdst. 3 , als proeve van den ijver, die zijn vriend de Bissehop van Noyon en
Doornik aanwendde om de grenzen van het rijk van Christus zoo verre mogelijk
uit te breiden, de door hem te weeg gebragte bekeering van eenige Vlamingen,
eenige Friezen en van andere afgodendienaars, die in landstreken woonden, verre
van zijn bisdoin verwijderd:
Sedert den tijd van St. Eligius tot aan Karel den Grooten schijnt de bekeering
van Friesland tot het Christendom zeer onvolkomen gebleven te zijn. De bé-
windhebbers in dat land Worden ons dan eens als begunstigers van de Angel-
Saksiäehe of Fränkische geloofspredikers, dan weder als hunne vervolgers afge-
sehitderd ; men zie daarover het met talent gesehreveai werk , van b o s t , over de
invoering van het Christendom in Europa (2). 1
Daar de önderwerping van Friesland aan het Romeinsche Rijk bekend is,
(1) (Christas toch zeide: «1k ben de A en de d,'» het begin en h e i iiiole.i) ,
(2) En ñiet minder het werk van wijlen onzen koyaauds: Geschiedenis der invoering
van het Christendom in Nederland, dat echter in het jaar. 1864 geheel op den achter-
groöd wefd geschoven dobr de uitgaye van mötj.'s Geschiedenis van het Christendom m
Nederland vóór de Hervorming.
moet men er uit opmaken dat de Latijnsche besohaving in dat land, hoewel zoo
noordelijk gelegen, reeds sedert de eerste tijden onzer jaarieBing is doorgedron-
gea, «n dat zij er, even als eiders, waar zij gdbragt werd, belangrijke spoten
heeft achtergelaten. Van daar dat de Friezen, die ons door de Fränkische
Gesohiedschrijvers als half wilde afgodendienaars worden afgesehilderd, ©ns slechts
als verharde heidenen zullen voorkömen, maar die echter, wat hunne zeden en
den toestand der tarnst bij hen betreft, niet zoo heel vedi van de naburen aan
deze zijde van den Rijn zullen verschiid liebben. Er is dus niets onmogehjks
in gelegen dat de Friezen zieh, na den val van het Westerschè Rijk, eene eigene
munt hebben vervaardigd.«
De ferientes van het Fränkische Gaffië hebben gewoonlljk tot omschrift de namen
der steden waar zij geslagen zijn geworden; en het is sleehts Mj uitzonde-
ring dat men er de namen der pagi of gouwen op vindt. De Heer d u c h a b a is
kende er slechts vijf, le Gevaudan, Pagnes Gavaletanus, op de munt GAVALE -
TANO of GAVALETANO FIIT; l’Albigeois, Pagm Alhiviensis, ALBIVIENSE;
¡’Ostrêvant, Pagits Austreventìnus, AVSTREBANTO‘,!heii twee andere tot dus
verre nog niët te bepalenpagi (BR1ENNONBPAGO en CABBORTESE PAGO).
Somtijds wordt de naain dèr plaats;‘waar de munt vervaardigd iS; tot meer
naSuwkenrige aanwijzing, vergezeld van de bepaling der provîneie, waarin zij
gelegen was, zoo als bij voofbeeld bij de vérmelding van Aost, AVSTA . GALL,
Astila of Augusta Galliae of GaUâarwm; op munten van Bannassac zien wij
BAN. GAVALETANO; op munten van Jumieges, GEMEflCO vCAL., d. i.
Gemetico Caletorum, etc. Wanneer men dsn den naam van provinciën of pagi
vermeld ziet achter dien d » plaats, blijkt zulks gedaan te zijn om met meer
naëuWkeurigheid de locatiteli te bepalen,-waar de munt geslagen was, om haar
niet met andero steden; van den zelfden naam te 'verwarren ; maar zulks kan het
geval niet geweest zijn. met de andere 'categorie;’waar de naam van den pagus
alleen voorkowt. ■ ÉH l u .t .
Deze vqprbeelden moeten strekken om het1 sehijnbaar vreemde van het woord
FRISIAV1-dat ons thans vborkomt, te Tegtvaardigen. Friesland, het is waar,
was geenszins een een-Voutìigè pagus, maar wel een vòlk, dan eensionafhankelijk,
dan weder schatpligt'ig aàfl dë1 Franken en door bijzondere wetten geregeerd, die
8 *