
 
		jongen  Welf de  opvolgingin  dit  Hertogdom.  Op  een  Rijksdag  te  Keulen,  in  
 1098,  klaagde  hij  zijn  zoon  Koenraad,  die  zieh  door  geene  redenen  tot  zijn  
 vader  liet  terugvoeren,  als Majesteitschender  aan,  liet hem door de Rijksstanden  
 op  de  gebruikelijke  wijze  de Koninklijke waardigheid  ontnemen  en  deze op zijn’  
 tweeden  zoon  Hendrik overdragen.  Deze werd  op  den  6  Januarij  1099  teAken  
 feestelijk  gekroond.  Om  zieh  tegen  een  dergelijk  verraad,  als  Keenraad jegens  
 hem  gepleegd  had,  te  beveiligen,  liet  Keizer  Hendrik  zijn’  zoon  zwereu :  u dat  
 hij  zieh  zonder  zijne  toestemming,  zoo  lang  hij  Keizer  leefde,  noch  de  regering  
 des Rijks,  noch  de  vaderlijke  bezittingen  zoude  toeëigenen.»  —  Koenraad  
 ,  die middelerwijl  in  Italië  een  tamelijk  onbeduidend  leven  geleid  had,  en  
 weldra  bespeurde,  dat  Paus  Urbanus  en  de  trotsche  Gravin  Mathilde  hem  
 slechts  tot  werktuig  hunner  voornemens  gebezigd  hadden,  onttrok  zieh  aan  het  
 beleid  der  regering  en  leefde  eenige jaren in  afzondering,  soms  zelfs  gebrek  lij -  
 dende,  op  een  kasteel  aan  de  Po.  Nog  steeds  won  hij  door  minzaamheid  de.  
 harten  van  hen,  die  in  zijne  nabijheid kwamen, en zijn zachte inborst openbaarde  
 zieh  ook daarin,  dat  hij  niet  toeliet,  dat  er in  zijne tegenwoordigheid kwaad van  
 zijnen  vader  gesproken  werd.  Hij  stierf  in  1101  te  Florence,  ini  den  bloei  
 zijner  jaren  en' met  ontstelde  hersens, 
 Terwijl  het  lot  van  Keizer  Hendrik  en  zijn  geslacht  op  deze wijze  zijn  loop  
 nam,  hield  Paus Urbanus  en  een  groot  deel der Christenheid zieh met  eene  veel  
 grootere  aangelegenheid  bezig,  namelijk  met  den  eerslen  Kruistogt,  tot welken  
 de  Paus  op  de  synoden  te  Piacenza  en Clermont in 1095 de Christenheid opriep.  
 Hoe  deze  buitengewone wereldgeschiedenis  in  1096  werkelijk  tot  stand  is  geko-  
 men  en  in  1099  tot  de  verovering  van  Jeruzalem  geleid  heeft,  behoort hier  niet  
 aangestipt  te worden;  want  noch Keizer Hendrik, noch de Duitschers, slechts de  
 Zuid-Nederlanders  (Brabanders  en Vlamingen, onder Hertog Godfried van Bouillon  
 en  Robert  van  Viaanderen)  voor  een  klein  deel,  hebben  aan  deze  eerste  
 bewegingen  bijzonder  deelgenomen.  Doch  nadat  de  verovering  van  het Heilige  
 Graf bekend  geworden was,  trokken  in  1101  eenige Duitsche Vorsten,  waaron-  
 der  de  oude  Welf,  naar  het  Heilige  Land;  hun  togt  was  niet  gelukkig;  de  
 meesten  kwamen  door  honger  en  zwaard  in» de woeste  streken  van Azië  om het  
 leven;  slechts  eenigen  met  Welf  bereikten  Jeruzalem.  Doch  op  den  terugtogt 
 stierf  de  Hertog  te  Paphos  op  Cyprus.  Daarna  beleende  Hendrik  den  jongen  
 Welf met  bet  Hertögdom  Beijeren'. 
 In  1099 was  Paus Urbanus  overleden,  en,  daar Clemens  zoo  góed als verge-  
 ten  was  en ook  in  het  volgendë'jaar  stiei-f,  zoude,  aangezien  er  nu  geen  tegen-  
 Koning  en  geen  tegen-Paus méer  aanwèzig waren,  de vrede tusschen den Keizer  
 en  de  Kerk  hersteld  hebben kunnen worden en Hendrik zijnen naderenden ouder-  
 dom  in  eenige  rust  hebben  kunnen  doorbrengen,  wanneer  de  nieuwe  Paus,  
 Paschalis  II,  de  verzoening,  die  Hendrik aanbood, had willen aannemen.  Doch  
 Paschalis,  een  kweekeling  van  Gregorius,  was  niet gezind  om  het minsté toe te  
 geven;  hij  vemieuwde  veelmeer  de  strenge  eischen  der  kerk  en  slingerde  op  
 nieuw  den  banbliksem  tegen  Hendrik.  De  hoop  op  vrede,  waaraan  Europa zoo  
 zeer  behoefte  had; verdween weder,  en  het  laatste  bedrijf van  het  aan  wisselin-  
 gen  zoo  rijke  leven van  Keizer  Hendrik  zoüde  aan  de vroégere  jaren gelijk  zijn.  
 Ten  gevolge;van  den  aanhoudenden  oorlog,  die  in  het  inwendige  van  Duitschland  
 sedert  dertig jaren  gewoed  had,  waren  de  gemoederen  verwilderd;  in  het  
 bijzonder was  de Adel  zoo  zeer  aan  veeten,  roof en  plundering gewoon geraakt,  
 dat  hij  den  vrede;  die  voór  burger  en  laiidman  gewenscht  was,  haatte.  Een  
 schaar  van  jbnge ;  koche  en  ligtzinnige  Ridders ömgaf dfen  jongen  Koning Hendrik; 
   van  hen  bèdienden  zieh  de  géheime  vijanden  des  Keizers  om  den  zoon  
 vijandig  tegen zijnen  vader  te  stemmen.  Men  droeg  hem  zijne  afhankelijkheid  
 van  den  ouden  aan  zijne  luimen  overgegeven  vader  als  eene dienstbaarheid voor ;  
 prikkelde  zijnen,  toch  reeds  tot  het  kwa!dè  geneigden,  zin  doör  eerzucht  aan,  
 en  bezigde  eindelijk  bij  hem  de  zelfde influisteringen,  die men  bij  zijn  broéder  
 Koenraad  gebruikt had:  // dat  het  namelijk'zondig was met  den  door  de kerk in  
 den  ban  gedanen  Keizer  gemeenschap  te  hebben.  De  den  vader  gedane  eed,  
 om  zieh  gedurende  diens  leven  niet  in  de  regering  te  zullen  mengen,  zoude  
 geen  beletsel  zijn,  dewijl  men¡aan  ieinand,'op wien dfe banvloek rustte, geen eed  
 behoefde  te  hoüden;  veelimeer: was  het  voor  hem  pligt,  om  het  Rijk  Van  de'n  
 vloek  der  Kerk te  verlosseh.// — De  jonge Koning,  tuk  op  hèerschen, luisterde  
 gemakkelijk  naar  zulke  ophitsingen;  op  een  togt,  waarbij  hij  zijnen  vader bege-  
 leidde,  verliet  hij  dezen  heimelijk  in  de  lente  van  1104  te Fritzlar  en begaf zieh  
 naar  Beijeren,  waar nog steeds'veel óntevrédenheid  bestönd.  De bedroefde vader