
 
		is;  boven  de  P  drie  bolletjes.  Vóór  de  eerste paal  een  Z,  waaronder  vier  symmetrisch  
 geplaatste  bolletjes;  achter  de  tweede  paal  een  gekronkelde  streep  (als  
 sieraadP).  Ook  deze  zijde  heeft  een  parelcirkel  om  den  rand. 
 N°  19  heeft  op  de  vz.  de  stevig  aan  elkander  verbondene  letters E  ea  P  met  
 dwarsstreepje  daarboven  en  bolletjes  op  het  veld.  Een  parelcirkel  omgeeft  het  
 een  en  ander. 
 Op  de  kz.  ziet men  een  in  bolletjes  eindigend  gelijkbêenig  kruis,  te  midden  
 van  figuren,  die waarschijnlijk  letters moeten  voorstellen,  doch  in  duidelijkheid  
 zeer  veel  te  wensehen  overlaten. 
 Men  ziet  aan  de  afbeelding  dat  een  gedeeltè  der  munt  afgebroken  is. 
 Z.  Werd  te  Wijk  bij  Duurstede  gevonden  en  indertijd  door  den  toenmaligen  
 eigenaar,  den  Heer  b a i f o o r t ,  aan  ons  ter  teekening  toevertrouwd. 
 Wegens  den  geschonden  toestand  hebben  wij  het  gewigt, niet  opgeteekend. 
 N°  20  heeft  op  de  vz.  eene  R,  aan  welks  benedeneinde  eene  X  verbonden  
 is,  en  verder,  na  twee  opstaande  bolletjes,  de  letter F.  Boven  de  beide  letters  
 bevindt  zieh  eene  dwarsstreep,  Merkwaardig  is  het,  dat  zoowel  de  letters R  
 en  F  als  de  dwarsstreep  alle met  bolletjes  beginnen- en  veelal  ook  eindigen. 
 Het  omschrift  der  kz.,  dat  ten  achterste  voren  gelezen  moet  worden,  is,  
 althans  voor  ons,  onleesbaar. 
 Voor-  en  keerzijde  zijn  met  parelcirkels  omgeven. 
 Z.  Wij  ontleenden  de munt  aan  het  werk  van  com bro u se ,  PI.  139,  N°  4. 
 N°  21  heeft  een  zonderling  opschrift  op  de  vz., waarin misschien  het H(eres)  
 Pipinus  schuilt.  De  gewone  dwarsstreep  ontbreekt  ook  thans  niet  boven  het  
 opschrift,  maar  het  kruisje  is  nu  ter  zijde  geplaatst.  Wij  verklären  niet  te  
 weten  hoe wij  de  figuren  (letters ?)  onder  het opschrift moeten  uitleggen. 
 Op  de  kz.  ziet  men  alleen  onder  een  dwarsstreep: 
 S C I 
 en  daaronder  drie  bolletjes. 
 Wij  hebben  indertijd  deze munt,  die  te  Wijk  bij  Duurstede  opgegraven werd  
 en  zieh  toen  in  het  bezit  van  den Heer  balfoor t  bevoncL, met  verlof  van  dien  
 Heer  geteekend,  doch  verzuimd  haar  te wegen. 
 N°  22  heeft,  als  vroeger,  op  de  vz.  de  aan  een  gehechte  letters  R  en  P 
 met  dwarsstreep  daarboven  en  bolletje  daarachter  binnen  eenen  parelcirkel. 
 Op  de  kz.  ziet men  een Karolingisch  kruisje,  omringd  door  het  omschrift :  
 AA0AAT°C1V. 
 Deze  munt  is  door  ons, overgenomen  uit  combrouse s  ongenummerde  Plaat,  
 met  het  opschrift:  Série  Carlovingienne,  N°  3. 
 N°  23  heeft  op  de  vz.  weder  de  letters R  en  P,  doch  thans  niet  aan  elkander  
 gehecht,  met  de  dwarsbalk  of dwarsstreep  daarboven.  Onder de R vertoont  
 zieh  een  bolletje;  onder  de P  (die  mede  in  een  bolletje  eindigt),  drie  symmetrisch  
 geplaatste  bolletjes. 
 Op  de  kz.  ziet men  boven,  tusschen  en  onder  twee horizontaal  geplaatste,  in  
 bolletjes  eindigende,  strep'en  een  opschrift,  dat  wij  met  geenëî  mogelijkheid  
 kunnen  ontoijferen. 
 Is  door  ons  mede  aan  het  werk  van  c om bro use, . PI.  139, N°  4,  ontleend  
 geworden. 
 N°  24  heeft,  wat  de  vz.  betreft,  groóte  overeenkomst  met N°  18,  doch  het  
 aan  de  letter P  schuins  gehechte  figuur  heeft  thans  zeer  duidelijk  de  gedaante  
 der  letter A.  Overigens  vindt  men  onder  de R  één,  onder  de  PA  (?)  drie  bolletjes  
 en  boven  de  beide  lettere  één  Karolingisch  kruisje,  onder  drie  nevens  
 elkander  staande  bolletjes  geplaatst. 
 Op  de kz.  ziet men weder,  even  als  op  de  laatst  voorgaande,  een  onleesbaar  
 drieregelig  opschrift,  boven,  tusschen  en  onder  twee horizontaal  liggende  lijnen  
 of  dwarsbalken  geplaatst. 
 Overgenomen  uit  c om bro u se,   PI.  160,  N°  7. 
 N°  25  heeft  op  de  vz.  binnen  een  parelcirkel  de  aan  één verbondene  letters  
 RP  onder  een  in  bolletjes  eindigenden  dwarsbalk, 
 Op  de  kz.  ziet men  het RF  met  een  bolletje  tusschen  beide  onder  een dwarsstreep  
 en  gevolgd door een  bloempje (lelie ?) ; alles weder binnen eenen parelcirkel. 
 N°  26  heeft  op  de  vz.  eerst  een  Karolingisch  kruisje,  daarna  de  zeer  groote  
 letters R  (met  eene  daaraan  verbondene X) *en  F.  Boven  de  eerste  letter  ziet  
 men  een  dwarsbalk. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een' voor ons onleesbaar  opschrift, waaruit wij bij den  
 eersten  aanblik  (in  verband  met  de  letters  der  yoorzijde)  het  woord  Pipinus