berekend was (1). In dit zelfde jaar trok Koenraad ook nog naar andere deelen
van zijn uitgebreid Rijk om op alles orde te stellen.
Terwijl Hertog Ernst van Zwaben in 1030 een treurig levenseinde onder-
vond, was de Keizer nog met Koning Stephanus van Hongarijë bezig (2), die,
hoewel Christen en van eene vreedzame geaardheid, echter met den oorlogzuch-
tigen Markgraaf Albrecht van Oostenrijk in strijd geraakt was en invaUen in
Oostenrijk en Beijeren gedaan had, — het Markgraafschap Oostenrijk behoorde
in die dagen aan Beijeren, — Koenraad dwong, door een inval in Hongarijë, den
Koning tot vrede en wendde zieh nu tegen Polen. De dappere Boleslaus was
gestorven; zijn zoon Miesko, woest en oorlogzuchtig, was herhaalde malen in
de aan het Duitsche Rijk onderworpene Slavische grenslanden en zelfs in Thüringen
gevallen ; de Keizer, zijne handen vol hebbende eerst met Zwaben, daarna
met Hongarijë, kon hem niet dadelijk straffen, doch in 1031 trok hij uit
Saksen met een leger tegen Miesko op, bragt hem in de engte en noodzaakte
hem om vrede te verzoeken, bij welke hij de door Boleslaus vermeesterde Opper-
Lausitz weder teruggaf. Ja, in het volgende jaar verscheen Miesko zelfs in
eigen persoon in het Keizerlijke Hofleger, legde den Koninklijken titel, die zijn
vader aangenomen had, weder af, en nam andermaal de verpligting op zieh om de
oude schatting aan het Rijk te betalen. Polen verviel daarna door binnenland-
sche twisten , en Duitschland had van dien kant niets meer te vreezen.
In 1032,stierf ook Koning Rudolf van Bourgondie, nadat hij de Konink-
lijke diadeem van zijn Rijk, benevens de lans van den heiligen Maurits aan
den Keizer gezonden had, die zieh dadelijk naar dit land spoedde. Te Straats-
burg verzamelde hij een leger, rukte in den aanvang van 1033 in Bourgondië
en werd er door de Grooten des Rijks tot Koning uitgeroepen en gekroond.
(1) Zie onze M-unten der Bisschopperi, van de Seerlijkheid en de Stad Utrecht, bl. 20.
(2) Er had ook in dit jaar eene Eijksvergadering plaats, waarvan Mein werk, Bisschop
van Paderborn, melding maakt. Daarbij was, onder anderen, Graaf Dirk HE van Holland
tegenwoordig, die in dit zelfde jaar, vergezeld' van een aantal Edelen, onder anderen
Jan van Aikel, een togt naar het Heilige Land ondemam. De woorden van 'Meinwerk
zijn: = astantibus, legitimnmque hnic rei te3timoninm perhibentibus....; Theodorioo
Fresoniae» &c.
Intussohen bezat de tweede, die op dit land aanspraak maakte, Graaf Odo van
Champagne, een zusterszoon van Koning Rudolf, magt genoeg om zijne aan-
spraken te doen gelden. Koenraad moest tegen hem strijden. De eersteoor-
logsdaden gelukten niet dadelijk, daar hij de kasteelen Murten en Neuenburg
(Neuchâtel) in Zwitserland, die Odo bezet had, in den winter belegerde; want
de kpude was zoo groot, dat.de Soldaten dikwerf met bijlen hunne paarden uit
sneeuw en ijs moesten uithakken, en dat grijsaards.en jongelingën, gelijk ’een
Kronijksehrijver zegt, door de. sneeuw op hunne lokken niet - meer te ohder-
scheiden waren; de belegeringen moesten opgebroken worden. Doch in den
volgenden zomer voerde Koenraad zijn leger in hèt hart der landen van zijn vijand,,
in Champagne; verwoestte; het en dwong Graaf Odo daardoor om vrede: te
smeken en de, ontyuiming van Bourgondië te belooven. Koenraad vertrouwde
zijn woord en vorliet de landstreek ; Odo hield echter desniettegenstaande vele
kasteelen in Bourgondië bezet, zoodat Koenraad in 1034 eénen nieuweri veldtogt
tegen hem ondernemen en de nog bezette steden met geweld veroveren moest.
Ten laatste beproefde Odo, toen Koenraad in Italie de handen vol had, het nog
eenmaal in 1037 om Bourgondië aan te tasten, maar töen hij door Lotharingen
wilde trekken, werd hij door Hertog Gcizelo, ’s Keizers lëenman, bij Bar-le-Dnc
in een geweldigen slag met 6000 der zijnen gedood, nadat hij twintig jaren lang
met tifee Keizers ’over de Bourgondische kroon gestreden had. Het schoone
land bleef nu ongeveer ;300 jaren met Duitschland vereenigd, zond zijne afge-
vaardigden naar, de Rijksdagen en sloot zieh gaarne aan'het Rijk aan, dat zijne
vrije en; zelfstandige ontwikkeling niet: in den weg stond.
Nieuwe bezigheden wachtten den Keizer in Italie, veroorzaakt door dentwee-
spalt, die ook hier tusschen de groote geestelijke en wereidlijke Vorsten en hunne
leenmannen onstaan was ; de eersten streefden naar Ide onbepaaldste heerschappij
over de laatsten ; deze weder naar de grootst mogelijke zekerheid voor het bezit
hunner leenen, die zij erfelijk trachttenzte maken. Het luidst waren de klagten
tegen den tratschen en heersehzuchtigen Heribert, Aartsbisschöp van Milaan.
Reeds had men van beide zijden naar de wapenen gegrepen en waren er bloedige
veldslagen voorgevallen. Beide partijen verlangden de hulp. des Keizers enriepen
die m, zoodat hij weder naar Italie komen moésti De Iandadel kende reeds de