Wij ontleenden de afbeelding dezer munt aan cappe’s meermalen aangehaald
werkje, PI. XIII, N° 225.
N° 2, die missohien ook tot den tijd van Hendrik III gebragt kan worden,
heeft op de vz. het Vorstelijke hoofd links gekeerd, met het omschrift:
HEINRICV
alles binnen eenen parelcirkel.
Op de kz. ziet men eenen staanden Heilige, met eenen mantel bekleed, en
een kromstaf in de regterhand, naar de linkerzijde gekeerd. Het omschrift is:
SCS MART1NIVS
buiten eenen parelcirkel, die in het midden door twee dwarsstreepjes, medevan
pareltjes, afgebroken wordt.
Wij durven niet met zekerheid aannemen dat deze denarius binnen Utrecht’s
muren geslagen is geworden, waar de St. Maartenskerk in deze dagen toch
reeds lang bestond. Zij was oorspronkelijk in de 7e eeuw gebouwd, en werd,
na vele lotwisselingen, eerst door de invallen der woeste Friezen, daaroa door
die der niet minder geweldige Noprmannen, herhaaldelijk verwoest, waarbij
bijkans de geheele stad vemietigd werd; maar, nadat Bisschop Balderik Utrecht
weder van nieuwe wallen en poorten voorzien had , werd de St. Maartenskerk
door Bisschop Adelbold sedert 1015 weder herbouwd, en dit valt juist in het
tijdvak van onzen vroomen Keizer Hendrik II.
Het is echter bekend, dat ook vele andere hoofdkerken van Duitsche steden
St. Maarten tot Beschermheilige hebben, en van daar dat wij niet dan aarzelend
de tegenwoordige munt, als binnen Nederland geslagen, dnrven aannemen. Wij
vonden ze afgebeeld in koene’s Zeitschrift f i r Münz- , Siegel- md Wappenkunde,
III (1843); PI. VI, N° 7.
N° 3 wijst duidelijker op Nederland, daar, behalve Utrecht en Maastricht,
„eene andere plaats in het Rijk van onzen Keizer den daarop voorkomenden
naam van Trajectum droeg.
Op de vz. ziet men thans ’sKeizers hoofd naar de regterzijde gekeerd, om-
geven door het omschrift:
HEINRICVS.
Op de kz. vertoont zieh eene fignur, hoedanige wij tot dus verre nimmer op
eenige Ändere munt ontmoet hebben. Ook weten'wij niet höe haar regt te
beschrijven. Zij bestaat uit zes lange lijnen, dwars over de munt regelmatig
verdeeld; vier dier lijnen eindigen in even zoo vele letters van het omschrift,
dat in omgekeerde rigting aan de buitenzijde te zien is, doch de middelste
dwarslijn is slechts aan eene letter gehecht.
Het omschrift luidt:
TRAIECTVM
en doelt waarschijnlijk op Utrecht. Deze munt werd ons in teekening medegedeeld
door wijlen den Heer th om sen, Inspecteur der Koninklijke Musea te Koppen-
hagen, met berigt, dat zij zieh in het Koninklijk Munt- en Penningkabinet al-
daar bevindt, en voor eenige jaren in Denemarken gevonden is, te gelijk met
eenige andere munten, die omstreeks het jaar 1030 geslagen moeten zijn.
N° 4 heeft’ op de vz. eene naar boven gerigte uitgestoken hand, als aan een
schild gehecht; ter linker- en regterzijde der hand ziet men de letters uitma-
kende het woörd
REX.
Het omschrift is:
>|« HINR1CVS (de S in omgekeerde rigting) IMPAERIO
voor Hin- of Henricus' Imperator.
Men wil dat het teeken der uitgestoken hand zinspeelt Op de betaling van töl
en dat deze denarius alzoo een tolpenning is. Verder tot bewijs verstrekt dat er
zieh te Deventer een Rijkstol (de IJsseltol) bevond. Men weet dat de Vorsten in
die dagen een groot deel hunner inkomsten uit tollen op de rivieren , havens,
landwegen, bruggen , enz. trokken, iets waarvan de Charters onder de namen
van ripaticum, portatiam, pontaticum, enz. telkens melding maken.
Op de kz. vertoont zieh weder het Karolingische kruis met de vier, bolletjes
binnen een parelcirkel. Het omschrift is :
DVVANTRIA.
Wij ontleenen deze munt aan cappe’s aangehaald werkje, PI. TV, N° 54.
N° 5, eene dito munt, heeft de zelfde afbeelding als de N? 4 op de vz.
Het omschrift is:
HEINRICVS IMPE. 7STO.
23