vader op te staan en zieh in 1234 op eene Rijksvergadering te Boppard van
dezen onafhankelijk te verklären. Doch zijn opstand.duurde niet lang; in Junij
1235 kwam Frederik uit Italie terug (1), en daar hij ook brieven van den Paus
voor de Geestelijkheid medebragt, zag Hendrik zieh weldra verlaten. Bij het
hevi»e karakter des vaders was eene verzoening met den berouwhebbenden en
smeekenden zoon onmogelijk. Hendrik werd eerst naar Heidelberg, daarna naar
Apulie gevoerd en overleed daar in 1242.
Prederik had nog een tweeden zoon, den lateren Koenraad IV, bij zijne tweede
gemalin Iolantha, die kort na de geboorte van dezen zoon overleden was. Daarop
begaf de Keizer zieh ten derden male in het huwelijk, en wel met Isabella ,
zuster van Koning Hendrik III van Bngeland. De Aartsbisschop van Keulen en
de Hertog van Braband gingen de bruid afhalen, die zieh eerst van Londen naar
Antwerpen begaf. Vervolgens trok zij door de voornaamste steden van Nederland
naar Keulen. Overal werd zij op het prächtigst ontvangen en vertoefde gedu-
rende zes weken in deze laatste stad, daar de Keizer eerst na dien tijd haar te
Worms kon ontvangen, opgehouden door de meest verschillende beslommerin-
gen. Isabella’s huwelijksleven was echter niet gelukkig. Zij gaf het leven aan
een zoon, Hendrik geheeten, die echter, even als het geheele geslacht der Hohenstaufen,
daarna spoorloos in de geschiedenis verdwijnt. Frederik’s leven was
en bleef steeds rusteloos en ongelukkig.
Isabella overleed reeds in 1241.
De tijd, dien Frederik na zijn huwelijk nog in Duitschland doorbragt, was
rijk in bedrijvigheid van zijne zijde. Reeds op den 15 Augustus1 1235 riep hij1
eene groote Rijksvergadering te Mentz bijeen, gelijk aan die, welke zijn groot-
vader Frederik I , of Barbarossa, ten jare 1184 in deze zelfde stad gehouden
had. Alle geestelijke en wereldlijke Vorsten des Rijks en 12,000 Edelen ver-
zamelden er zieh nu.
(1 ) Wij lezen in van mieris Charterloek, I , 181, een bevelsohrift, waarbij de Keizer
aan Gerard den jongen, Graaf van Gelre, op den 4 Jannarij 1223, verbiedt eenigen tol te
Arnhem, Oosterbeke of Lobede, of in eenige plaats op den Rijn, te hetfen. Onder aan.
staat: actum apud Braehmam (?). Lag deze plaats in Italie?
Onder de verschillende belangrijke besluiten, welke op deze Rijksvergadering
genomen werden, waren ook die, welke, de regten der Vorsten op sommige
steden handhasfdem, en niet het minst de wet op den landvrede, met voortref-
felijke bepalingen tot verzekering van den^wettelijken toestand en de werking
van het gewone regt. Tot uitvoering van het hoogste geregt werd een Hofregter
aangesteld, die dagelijks tot uitoefening van zijn ambt zitting zoude hebben.
Het denkbeeid was göed, doch het ontbrak den Hofregter aan de magt, om aan
zijne uitspraken kracht bij te zetten. Zeer merkwaardig is het, dat deze Mentzer
landvrede van 1235 het eerste Staatsstuk is, dat in het Duitsoh uitgevaardigd
is geworden; want, hoewel deszelfs eerste opstel wel in het Latijn geweest zal
zijn, is het toch zeker, dat het ook ten behoeve van de algemeene bekendma-
king in het Duitsch is overgezet geworden.
Nadat Frederik den winter van 1235 op 1236 onder zeer drukke bezigheden
te Hagenau had doorgebragt, woonde hij in Mei van het laatstgenoemde jaar
te Marburg het groote kerkelijke feest bij der heiligverklaring van de Land-
gravin Elisabeth van Thüringen, eene uitstekend vroome vrouw uit die dagen.
Van Marburg begaf de Keizer zieh naar den Nederrijn, vervolgens naar den
Elzas en Zwaben, steeds overal even ijverig werkzaam. Hoe gelukkig zoude het
voor Duitschland' geweest zijn, indien hij zieh daarin had blijven ophouden om
voor zijnen jeugdigen zoon Koenraad IV de opvolging in het Rijk teverwerven,
en alles op eenen goedefl en vasten voet te brengeff; maar zijne eerzucht dreef
hem aan om de laatste veertien jaren van zijne woelige regering te besteden aan
pogingen om de Lombardische steden in noordelijk Italie onder zijne magt te
brengen; pogingen bij welke de vroeger zoo vereerde Keizer al meer en meer
begon te dalen in de oogen van alle weldenkenden. Ook werd hij weder door
den Paus in den kerkelijken ban gedaan, w.aarbij deze echter te ver ging en
diet van heerschzucht is vrij te spreken (1). Ook deed de Pauselijke Legaat, in
zijnen blinden ijver tegen den Keizer, waarbij hij alle middelen geoorloofd re-
kende, aan diens zaak meer goed dan kwaad. i
Inmiddels deden de Mongolen eenen inval uit Azie in oostelijk Europa en
(1 ) Zie k o h l r a u s c h t . a. p. bl. 3 7 3 v o lg g .
43*