
 
		onze  aandacht  steeds  te  veel  verdeeld  was).  Het  is  aan  beide  zijden  ùiterst  ruw  
 van  Stempel  en  verraadt  daardoor  eenen  zeer weinig  ervaren  stempelsnijder.  Men  
 schijnt  alleen  eenige  figuren  te  hebben  gesneden,  ten  einde  het  in  omloop  te  
 brengen  schijfje  metaal  toch  met  eenige  teekens  te  voorzien. 
 Op  de  vz.  bevindt  zieh  een  ruw  kruisje,  omringd  door  eenige  punten  en  on-  
 regelmatige  scbrapjes,  terwijl  de  kz.  eën  aan  de  einden  van  bolletjes  voorzien  
 regelmatiger  kruisje  vertoont,  te  midden  van  naar  letters  zweemende  figuren. 
 Z.  Te  Domburg  indertijd  gevonden,  bevindt  zieh  in  het  Kabinet  van  het  
 Zeeuwsch  Genootschap  en  is  afgebeeld  geworden  door  den  Heer  r e t h a a n   m a -  
 caró  in  zijne  Tweede  Verhandeling,  Pl.  I I ,  N°  3. 
 '  N°  35,  mede  een  muntje  van  zeer  ruwen  Stempel  (denier of halve  denier?).  
 Wij  kunnen  met  geene  mogelijkheid  bepalen  wat  de  stempelsnijder  op  de  vz.  
 heeft willen  voorstellen.  Alleen, een  parellijn  in  gebogen  rigting  is- het  eenige  
 duidelijke  op  deze  zijde. 
 Op  de  kz.  vertoonen  zieh  twee,  in  bolletjes  eindigende,  kruisjes  boven  elkan-  
 der,  het  grootste  aan “de  benedenzijde  der munt.  .  Eenige punten  en  naar  letters  
 zweemende  strepen  ziet  men  ter  zijde  van  die  kruisjes. 
 Z.  Weegt  0,6  w.;  werd  te Domburg  in  1776  gevonden,  vertoont  sporen  van  
 in  eenen  brand  te  hebben  verkeerd,  en  bevindt  zieh,  als  geschenk  van  wijlen  
 den  Heer  g .  v a n   o r m n ,   in  het  Kabinet  der  Leidsche  Hoogeschool. 
 N°  36  (zie  onze  Pl.  V)  heeft  op  de  vz.  een  naar  de  regterzijde gekeerd,  ruw  
 hoofd  of borstbeeld,  oógenschijnlijk  met  een  diadeem  voorzien.  Vóór  en  achter  
 ziet  men  eenige  naar  letters  zweemende  figuren. 
 Op  de  kz.  staat  in  het  midden  van  het  veld  een  kruis,  omringd  door  vier  
 regelmatig  geplaatste  bolletjes;  daaronder  bevindt  zieh  een  cirkel.  Het  een  en  
 ander  is  omringd  door  letterteekens  (?). 
 Z.  Werd  te  Domburg  gevonden,  bevindt  zieh  in  de  Verzameling  van  het  
 Zeeuwsch  Genootschap  en  is  afgebeeld  door  r e t h a a n   macaró  in  zijne  Tweede  
 Verhandeling,  Pl.  I I ,  N°  3. 
 N°  37,  op  de  vz.  slecht  afgestempeld  of geleden  hebbende,  heeft  daar,  naar  
 het  schijnt,  weder  de  af beelding  van  een,  thans  naar  de  linkerzijde  gekeerd,  
 ruw  hoofd.  Op  de  kz.  staat  een  aan  de  bovenste  zijden  van  bolletjes  voorzien 
 kruis  op  eën  cirkelrond,  terwijl  vier  bolletjes  zieh  tusschen  de  armen  van  het  
 kruis  vertoonen.  Er  bevinden  zieh  weder  letterteekens  in  den  rand. 
 Z.  Verzameling  Zeeuwsch  Genootschap.  Uit-Domburg  afkomstig,  beschreven  
 bij  macaró  en  afgebeeld  op  Pl.  I I ,  N°  2  zijner  Tweede  Verhandeling. 
 N°  38  heeft  op  de  vz.  een  regts  gekeerd,  met  een  diadeem eñ schild (?) voorzien, 
   borstbeeld.  De  letters,  vóór  het  borstbeeld  te  zien,  schijnen  Angel-Saksische  
 te wezen.  Op  de  kz.  weder  in  het  midden  een  in  bolletjes  ein digen d ,  
 met  bolletjes  tusschen  de  beenen  voorzien,  kruis  boven  een  cirkelrond  geplaatst.  
 Letters  in  den  omtrek. 
 Z.  Weegt  1,2  w.;  werd  door  den  verkooper  opgegeven  ergens  in  Nederland  
 (de  juiste  plaats  wist  men  niet)  gevonden  te  zijn,  en  bevindt  zieh  in  onze  
 Verzameling. 
 Het  zelfde  is  het  geval  met  het  1,15  w.  wegende  muntje,  onder  N°  39  
 afgebeeld. 
 Op  de  vz.  ziet  men  een  zeer  ruw,  regts  gekeerd,  borstbeeld  met  diadeem  en  
 schild  (?).  Vooral  het  oor  is  op  eene uiterst  barbaarsche wijze aangeduid.  Voor  
 en  achter  het  hoofd  ziet  men  Angel-Saksische  letterteekens.  Op  de kz.  vertoont  
 zieh  weder  een  kruis  met  bolletjes  als  op  N°  39 ;  thans  is  echter  een Karolingisch  
 kruisje  boven  het  grootere  geplaatst.  In  de  rondtc ziet  men  weder  letters. 
 N°  40,  met  nog  veel  dito  onvolkomener  afbeeldingen  op  voqr-  en  keerzijden ;  
 een  muntje,  dat  sporen  draagt  van  in  eenen  brand  geweest  te  zijn,  weegt  0,95  
 w.,  is  in  1776  te Domburg  gevonden,  eñ  bevindt  zieh  als  geschenk  van  wijlen  
 den  Heer  v a n   o r d e n   in  het  Kabinet  dér Leidsche  Hoogeschool. 
 N°  41  heeft  in  anderen,  doch  steeds  ruwen,  vorm  een  regts  gekeerd  borstbeeld  
 op  de  vz.,  met  een  diadeem  en  schild  voorzien.  Vóór  het  beeid  ziet  men  
 weder  Angel-Saksische  letters. 
 Op  de  kz.  een  in  bolletjes  eindigend,  met  vier  bolletjes  tusschen  de  beenen  
 voorzien,  kruis;  van  boven,  alsmede  ter  linker-  en  regterzijde,  vertoonen  zieh  
 letters, 
 Z.  Werd  te Domburg  gevonden,  bevindt zieh in het Kabinet van het Zeeuwsch  
 Genootschap,  en  is  afgebeeld  door  macaró  ;  Pl.  I I ,  N°  43. 
 N°  42;  afbeelding  op  de  vz.  als  van  N°  41;  er  vertoonen  zieh  hier  echter 
 ;  6