
 
		te  paard;  zelfs  de  Bourgondiers,  Bohemers  en  Hongaren  hadden  krijgslieden  
 geleverd. 
 In  Italie  aangekomen,  werd  het  beleg  geslagen  voor  de  hardnekkige  stad  
 Milaan.  Na  langdurigen,  moedigen  tegenstand werd  zij  genoodzaakt  zieh  aver  
 te  geven,  en  moesten  de  stedelingen,  met  de  geestelijkheid  aan  het  hoofd,  
 barrevoets  en  in  het  .gewaad  van  ’smeekelingen,  terwijl  zelfs  het  volk  koorden  
 om  den  hals  droeg,  als om te toonen dat het den dood verdiend had, zieh voor den  
 Keizer komen  verdeemoedigen.  Hierop  werd  de  Kijksban,  waarin  de  magtige  
 stad,  die  ook  de  voor  die  dagen  hoogst  aanzienlijke  som van  9000 marken zilver  
 als  boete  moest  betalen,  verwezen  was-,  opgeheven. 
 In  de Rijksvergadering  te  Roncalie  werden  door  den Keizer,  in  overeenstem-  
 ming  met  de  geestelijke  en  wereldlijke  Grooten  van  zijn  uitgestrekt Rijk,  be-  
 sluiten  omtrent  de  regalien  van  het Keizerrijk  genomen.  Uit Nederland  waren  
 daarbij  tegenwoordig  de  Bisschop  van  Utrecht,  de  Hertog  van  Braband en  de  
 Graven  van  Limburg  en  Holland,  benevens  vele  andere  Grooten. 
 Nu  stopd  Frederik  op  het  toppunt  zijner magt;  alles  boog  zieh  voor  hem;  en  
 toch,  men moet  het  erkennen,  was  het  herstel  van  orde'in  het  altijd  onrustige  
 en  verdeelde  Italie  alleen  door  de  volstrekte  magt  in  de  hand  van  een  eenig  
 persoon  mogelijk. 
 In-  1159  stonden  de  Milanezen  weder  tegen  den  Keizer  op.  Het  grootste  
 gedeelte  van  diens  leger  was  naar Duitschland  teruggezonden.  Wilde  hij  dus  
 zijn  gezag  bij  voortduring  doen  eerbiedigen,  moest  hij  op  nieuw  strijdkrachteh  
 laten  aanrukken.  Deze  kwamen.  Men  belegerde  het  eerst  de  Sterke  stad Crema,  
 eene met Milaan  verbondene plaats.  Onderlinge,  afschuwelijke  haat  van  Italia-  
 nen  verschaffe  aan  Frederik  bij  deze  belegering  bondgenooten.  Na  ongehoorde  
 gruwelen  werd  de  stad  ingenomen,  en  daarop  uitgeplunderd  en  verwoest,  zoo-  
 dat  er  geen  steen  op  den  anderen  bleef.  De  inwoners  verlieten  haar. 
 In  September  1159,  terwijl  de  Keizer  zieh met  de  belegering  bezig  hield,  
 was  Paus Adriaan  IV  gestorven.  Zijn  opvolger,  Victor  I I I ,  had tot Keizerlijken  
 tegen-Paus Alexander  III.  Van  daar "weder  hevige  twisten,  waarmede wij  ons  
 niet  bezig  kunnen  houden.  Doch  vermelden  moeten  wij,  dat  in  het  voorjäar  
 van  1161 het  bestraffen  van  het'oproerige  Milaan  met  een  leger  van  100,000 
 man  aangevangen  werd  door  het  ook met  behulp  van  de  den  Milauezen  vijan-  
 dige  Italianen  te  belegeren.  Die  belegering  en  steeds  naauwere insluiting duurde  
 een  geheel  jaar;  in  den  winter  werden  twee  derde  deelen  der  stad  door  een  
 hevigen  brand  vermeid;  de  eilende  steeg  ten  top.  Men  gaf  zieh,  de  trotsche  
 Milanezen,  op  de  allervernederendste  voorwaarden  over  (1).  De  met  Milaan  
 verbondene  steden  Brescia,  Bologna,  Piacenza,  Faenza  en  Imola  onderwierpen  
 zieh,  moesten  groote  geldsommen  als  boete  betalen,  hare muren  en  torens  af-  
 breken  en  Keizerlijke  podesta’s  ontvangen.  Italie  was  onderworpen,  Paus Alexander  
 had  zijne  toevlugt  in  Frankrijk  moeten  zoeken  en  de  Frederik  toegedane  
 Victor  gebood  te  Rome. 
 .Vergeefs  poogde  Frederik  bij  den  Franschen  Koning  Lodewijk  VII  te  bewer-  
 ken,  dat  deze  zijne  ondersteuning  aan  den  tegen-Paus Alexander zoude onttrek-  
 ken.  Zulks gelukte hem niet; ja  zelfs Hendrik II  van Engeland viel Alexander bij. 
 Nadat Frederik,  na  eene  afwezigheid  van  vier jaren,  in Duitschland  terugge-  
 keerd  was,  moest  hij  in  het  volgende  jaar,  1163,  weder  naar  Italie  trekken,  
 dewijl  zijne  stedehouders  de  kunst  niet  verstanden  om hunne magt met mätiging  
 aan  te  wenden  en  er  vele  klagten  over  hen  bij'  den  Keizer  waren  ingediend.  
 Deze  was  Frederik’s  derde  togt  over  de  Alpen;  doch  deze maal  ging  hij  zonder  
 leger  en  alleen  met  een. schitterend  gevolg.,  Het  gelukte  den  Keizer  niet  de  
 gemoederen  te  bevredigen,  en  ten  gevolge  daarvan  ontwaakte  de oude geest van  
 verzet ,  die  zieh  het  eerst  vertoonde  doordien Verona, Vicenza, Padua en Treviso  
 een  bondgenootschap  met  het  toen  reeds  magtige  Venetie  sloten,  waarbij  men  
 de  verpligting  op  zieh  nam  om  den  Keizer  niet  meer  te  geven  dan  men  aan  
 Kare!  den  Grooten  en  de  overige  wettige  Keizers  betaald  h‘ad.  Zieh  op  de  
 trouw  der  hem  toegedane Lombardische  steden  niet  genoeg  durvende  vertaten,  
 zag Frederik  er  van  af om  het  nieuwe bondgenootschap  te beoorlogen en spoedde  
 zieh  in  den  herfst  van  1164  naar Duitschland  terug. 
 Tijdens  de Keizer  zieh weder  in  zijn  Rijk  bevond,  vaardigde  hij  in  het  volgende  
 jaar  1165,  op  verzoek  van  Bisschop  Godefridus  van Utrecht,  Floris  III,  
 Graaf  van Holland,  Hendrik,  Graaf van  Gelre,  en Dirk,  Graaf van  Kleef,  een 
 (1)  Zie  ze  uitvoerig  beschreven  bij  koht.rausch ,  t.  a.  p.  bl.  297  en  vqlgg. 
 40*