
 
		met ODgehoorde  trots  tegen Uwe  kerk  verheven  heeft,  de regering van het Duit-  
 sche  en  Italiaansche  Rijk, ontbind  alle  Christenen  van  den  eed,  dien  zij  hem  
 gedaan  hebben  of zouden  doen,  en  verbied,  dat  iemand  hem  als Koning  ge-  
 hoorzame.  En  dewijl  hij  als  Christen  niet  gehoorzamen wil,  maar  seheuring  in  
 de kerk  tracht  te  brengen,  spreek  ik  Uwen.vloek  over  hem  uit,  opdat  alle  vol-  
 ken  zullen  weten  dat  Gij  de  röts  zijt,  waarop  de  Gemeente  is  gegrondvest.«  
 Dit  vonnis  werd  door  brieven  aan  alle  Christenen  bekend  gemaakt.' 
 Toen Hendrik  het  berigt  zijner  veroordeeling  op het Paaschfeest'van  1076  te  
 Utrecht  ontving, waar hij  zieh, op het-voorbeeld zijner voorgangers in de regering  
 over Duitschland  (waartoe,  gelijk  wij  reeds  eenige malen  herinnerden, een groot  
 deel  van Nederland, in  die  dagen  behoorde),  dikwerf ophield,  dam: deze  streken  
 tot  de  welvarendste  van  zijn  Rijk  behoorden,  was  hij  nog  zoo  onbezorgd  over  
 de  uitwerking  van  den  Pauselijken  ban,  dat  hij  den  Paus  zelv'en  door  zijnen  
 aanhanger,  den  kortlings  gekozen  Willem,  Bisschop  van  Utrecht,  in  den  ker-  
 kelijken  ban  liet  doen,  die ook  door  de  Italiaansche Bissohoppen op eene  synode  
 te Pavia  herhaald werd;  doch weldra  zoude  Hendrik uit  zijne  rust worden wak-  
 ker geschud.  s Pausen  uitspraak  was  een  geducht  wapen  in  de  handen  zijner  
 vijanden,  en  dewijl  hij  niet  zelf door  een  deugdzaam leven, door regtvaardigheid  
 en  vroomheid  de  achting  der  menschen  had  weten  te  winnen,  verschafte  hem  
 de  Koninklijke  hoogheid  geene  bescherming  tegen  den  vloek  der  kerk,  die  
 than3  v°or  het  eerst  in  zijne  vreeselijke  uitwerking Oje  grootsche  wijze  te  voor-  
 schijn  trad.  Duitschland  verdeelde  zieh  in  hevige  vijandschap;  de  driften  be?  
 zigden  Her  de  godsdienst,  daar  de  trouw  jegens  den  Koning  ten  dekmantel,  
 waaronder zij  zieh  vertoonden;  maar  de  den  Koning vijandige elementen  behiel-  
 den  de  overhand  (1).  Saksen  verhief  zieh  weder  tegen  Hendrik;  Otto  van  
 Nordheim  kon  de  aansporingen  zijner  landslieden,  om  zieh  andermaal  aan  hun 
 (1)  Op eene vergadermg te Gerstungen  voerde Bisschop Koenraad van Utrecht, Willem’s  
 opvolger,  het  woord  ten  voordeele  van  den  Keizer,  maar  Gebhard,  de  Bisschop  van  Salz-  
 voordeele  van  den  Pans;  de  eerste  met  veel  krachtiger  bewijsredenen  dan  de  
 laatste;  zie,  onder  anderen,  b e a n d t , Hist.  derHeformatie, D. I ,  bl. 1 0 .   Na de meineedige  
 handelmgen  van  Hendrik’s  Stadhonder in  Friesland,  den  Saksischen  Graaf Egbert,  sohonk  
 de  Keizer  dit  toen  reeds  vermögende  gewest  aan  den  Bisschoppelijken  stoel  van Utrecht. 
 hoofd  te  plaatsen,  niet  wederstaan;  hij  zeide  den  Koning weder de gehoorzaam-  
 heid  op,  wanneer  deze  niet  op  nieuw  alle  kasteelen  in  Saksen  wilde  laten  af-  
 breken,  de  gevangene  Säksische  Vorsten  in  vrijheid  stellen,  en  andere  harde  
 voOrwaarden  vervullen,  hetgeen  deze  natuurlijk niet  kon  doen.  De  gevangene  
 Säksische Vorsten werden  door  hen,  aan wie ze ter bewaking overgegeven waren,  
 voor  een  deel  losgelaten;  anderen  stelden-  zieh  zelven  in  vrijheid,  gelijk onder  
 anderen  ’sKonings  hevigste  vijand,  Bisschop  Burchard  van  Halberstadt,  toen  
 hij  over  den Donau  te  scheep  naar Hongarije  vervoerd  zoude  worden ; — aan de  
 oyerige  gaf  eindelijk  Hendrik,  in  de  troosteloosheid  van  zijnen  toestand,  zelf  
 de  vrijheid,  om  ze  eenigzins  door  grootmoedigheid  aan  zieh  te  verbinden.  Het  
 ergst  was  echter  dat  ook  de Hertogen  Rudolf van  Zwaben,  Wolf van  Beijeren  
 en Berthold  van Karinthie  den  Koning  verlieten,  en  dat  de  wankelmoedige  en  
 wraakzuehtige  Siegfried  van Mentz  zieh mede met  den  Paus verzoende  en  eenen  
 grooten  Rijksdag  te  Tribur  bijeenriep  om  eenen nieuwen Koning tekiezen.  Voor  
 de tweede maal  bleven  den Koning,  behalve  de  in  den ban gedane Bisschoppen  
 en  Raden,  bijna  alleen  de  getrouwe  inwoners  van Worms,  benevens  die  van  
 eenige  andere  steden,  over.  Te Tribur  verzoende  zieh  Otto  van  Nordheim' met  
 Rudolf van  Zwaben,  niettegenstaande  Rudolf  den  Saksers  bij  Hohenburg  zoo  
 groot  nädeel  had  toegebragt,  en  Otto  met  Wolf van  Beijeren, ofschoon deze zijn  
 voormalig Hertogdom  in  bezit  had.  De  haat  tegen  den  Koning  vereenigde allen.  
 Wel maakte  een  deel  der vergaderden  nog  bedenking,  of  ook  de  Paus  den Koning  
 van  Duitschland,  en  wel  zonder  hem  te  hooren,  mögt  afzetten;  doch  een  
 schrijven  van Gregorius onderrigtte  hen:  » dat  de Paus buiten allen  kijf het regt  
 had  om Köningen  in  den  ban  te  doen  en  af te  zetten;  de geestelijke magt stond  
 boven  de  Koninklijke,  die  slechts  eene wereldlijke was; beide  stönden tot elkander  
 als  goud  tot  lood.  Toen  Christus  tot Petrus  zeide:  i/Weid mijne schapen,  ik  
 wil  u  de  sleutelen  des  hemels  geven;  alles wat  gij  op  Barde, zult  binden  of ont-  
 binden,  zal  in  den  hemel  gebonden  of ontbonden  zijn,//  sloot  hij  de  Köningen  
 niet uit.  De Kerk was  geene  aan  de Köningen  onderdanige Maagd, maar-hunne  
 Beheerscheres,//  enz.  ' 
 Hendrik  had  zieh  in  de  nabijheid  van  Tribur,  aan  de  andere  zijdedesRijns,  
 naar  Oppenheim  begeven;  van  hier  gingen  zijne  boodschappers  heen  en  weder 
 33*