
 
		tot  eersten  Bisschop  van  Bamberg gewijd.  Vier  jaren  later  kwam  Pans Bene*  
 dictus  VIII,  bij  zijne  aanwezigheid  in Duitschland, de Bisschoppelijke hoofdkerk  
 van  St.  Joris  persoonlijk  inwijden. 
 In  dat  zelfde  jaar  was  Hendrik te  Verdun,  bij  gelegenheid  van  een  bezoek  
 aan  het klooster  van  den heiligen Vitus aldaar,  op  het  punt  om  er  als  monnik  
 te  blijven,  doch  de  schranderheid  van  den  Abt  voorkwam  het  gevaar,  dat  het  
 Bijk  door  dezen  dwazen  stap  dreigde. 
 Onder  de  vroome  stichtingen van zijne gemalin Kunigunde behooren het klooster  
 Neuburg  aan  de Donau  en  in  het  bijzonder het. groote  klooster Kaufungen  
 in Hessen,  waarin  zij  zelve,  na  het  overlijden  haars  gemaals,  de  laatste vijftien  
 jaren  van  haar leven  doorbragt.  Zij  hield  zieh  daar,  bij  de  vroome  oefeningen  
 als  non,  bezig  met kunstige  vrouwelijke  handwerken, waarin  zij  bijzonder  uit-  
 muntte.  Deze  handwerken,  grootendeels  van  zeer  prächtigen  aard,  tapijten,  
 kleedingstukken,  sluijers,  goud-  en  zilver-borduurwerk,  enz.  behoorden juist  in  
 de  nonnenkloosters  te  huis,  en  hielden  niet  alleen  de  kloosterjuffers,  maar  ook  
 buiten  de  muren  der kloosters  vole handen bezig  en  versohaften  goede  Verdiensten. 
   Ook  Quedlinburg  en  Gandersheim  waren  door  deze  handwerken,  onder  
 de  ieiding  der Abdissen  aldaar,  zeer  beroemd, en  vele derzelve  zijn  tot  in onze  
 dagen  in wezen  gebleven.  Reeds Koningin  Mathilde,  weduwe  van  Hendrik  I ,  
 onderwees de  nonnen  van  de  door haar gestiebte  kloosters  in  vrouwelijke  handwerken. 
   Bijzonder waren  in  deze  eeuw werken  in  goud en  zilver geliefd.  Keizer  
 Hendrik  beschonk kerken  en  kloosters gaame met kostbare  vaten  en  kleino-  
 dien;  zoo  gaf  hij  b.  v.  aan  het  beroemde  klooster  te  Clugny  een  .gouden  
 schepter,  een  gouden  Rijksappel,  een  met  goud  geborduurden  Keizersmantel,  
 een  kroon  en  kruisbeeld,  te  zamen  tot  een  gewigt  van  100  ponden. 
 Terwijl  de Keizer  zieh  alzoo  in Duitschland met  vroome werken  bezig  hield,  
 hadden  de  Grieken  hunne  heerschappij  in  Italie  op  nieuw  bevestigd,  ja  verder  
 dan  vroeger  uitgebreid, en  zelfs  Paus Benedictus VII  begon  te  vreezen,  dat  do  
 Room sehe  kerk  van  het Westen  door  de Oostersche  nit  haar  middelpunt  Rome  
 verdreven  zou worden.  Hij  spoorde  dan,  bij  gelegenheid  der  inwijding van het  
 Bisdom  Bamberg,  den  Keizer  dringend  aan,  om  het  verder  voortrukken  der  
 Grieken  in  Italie  te  beletten.  En Hendrik,  die  dit  beroep  op zieh, als oppersten 
 Beschermheer  der Roomsche  kerk,  ten  volle  gevoelde,  rustte  zieh  toe en  trok in  
 1021  met  een  voldoend  leger  naar  Italië,  waar  hij  in  drie  togten  tot  aan  het  
 zuidelijk  uiteinde  doordrong.  De  door  de  Grieken  gebouwde  en  hardnekkig  
 verdedigde  vesting Troja  viel  in  de  derde maand  der belegering; Capua, Salerno  
 en Napels  gaven  zieh  aan  den  Keizer over ;  deze  plaatste  overal hem  toegedane  
 Vorsten  en  gaf,  onder anderen,  eenige  landstreken  in  Campanie aan eene bende  
 Noormansche  krijgèrs,  die  reeds  vroeger de  Lombardische Vorsten  in  Beneden-  
 Italië  tegen  de Grieken  te  hulp  gekomen waren  en  nu  ook.met  hem  tegen  deze  
 gestreden  hadden.  Uit  dit  gering begin  van  eene  volkplanting  in Beneden-Italië  
 is  allengs de magt der Noormannen  over Napels  en  Sicilië  uitgebreid  geworden. 
 Ook  deze  keer  verliet  Hendrik  Italië weder  spoedig;  in  den  herfst  van  1022  
 was  hij  weder op Duitschen  bodem  en  volgde  zijne  neiging  om  zieh met  kerke-  
 lijke  zaken,  verordeningen  en  sohenkingen  bezig  te' houden.  Zijne  gezondheid,  
 die  nimmer  sterk  geweest  was,  werd  zigtbaar  zwakker.  Op  het  Pinksterfeest  
 vail  1024 was  hij met  zijne  gemalin  te Maagdenburg;  daarna  ging hij ovèr Halberstadt  
 en  Goslar  naar  zijne  Paltz  Grona .bij  Göttingen  en  stierf hier,  zwaar  
 ziek,  den  13  Julij,  in  het  52e jaar  zijns oüderdoms  en  het  22e  zijner  regering.  
 Hij  was  de  laatste  uit  de  rij  der Saksische Köningen,  want  zijne  echt was  km-  
 derloos  gebleven.  Hij  werd  in  zijn  geliefd Bamberg begraven.  122  Jaren later  
 werd hij  door Paus  Eugenius I I , op aanzoek van Bisschop Egilbert van Bamberg,  
 heilig  verklaard.  Daardoor  voert  hij  in  de  geschiedenis  den  naam  van  « de  
 heilige.».  !  '  '  ' 
 De doör ons öpgespoorde mnnten van dezen Vórst worden afgebeeld op Pl. XVI. 
 N°  1  heeft  op  de  vz.  de  boven  reeds vermelde letters 2!  en n ,  zinnebeeld van  
 Christus,  binnen  een  cirkelrond;  boven  gemelde  letters  ziet men  nog  eene A  en  
 onder  dezelve  eene  liggende  S,  beide  van  voor  ons  onzekere  beteekenis.  Het  
 omschrift  is : ' 
 HENRICVS. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een Karolingisoh kruis,  door  vier  bolletjes  gecanton-  
 neerd,  binnen  eenen  parelcirkel,  omgeven  dpor  het  woord: 
 davantrIa. 
 Zijnde  duidelijk  de  aanwijzing  van  Deventer  als  muntplaats.