
 
		een  kleiner  dito  boven  den  vogel  en  drie  symmetrisch  geplaatste  bolletjes  boven  
 het  cirkelrond  aan  de  regter  zijde.  Even  min  op  deze  munt  als  op  de  vorige  
 zijn  opschriften  te  zien. 
 N°  62  heeft  op  de  vz.  een  regts  gekeerd  hoofd  van  geheel  andere  bewerking  
 als op  de  door  ons tot dus verre beschrevene muntjes ; de strikken van den diadeem  
 hangen  thans  in  den  hals.  Onder het hoofd schijnt een naar de regterzijde gekeerde  
 visch  geplaatst  te zijn.  Vóór het  borstbeeld  ziet men  een lang kruisje en daaronder  
 weder  de  drie  bolletjes.  Het  een  en  ander  bevindt  zieh  binnen  een  parelcirkel. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh eene menschelijke figuur (met nimbus om het hoofd) tot  
 aan  de  voeten,  van  voren  te  zien,  hebbende  in  beide  handen,  naar  het  schijnt,  
 bloemen, of  takken,  mede  binnen  een  parelcirkel. 
 N°  63  vertoont  op  de  vz.  een  regts  gekeerd  borstbeeld,  waaraan  hals-  
 ketting  (?)  en  schild  (?)  door  parels  of bolletjes "aangeduid  zijn.  Het  omschrift  
 bestaat  in  voor  ons  onleesbare  karakters. 
 Op  de  kz.,  die  geheel  afwijkt  van  al  de  tot  dus  verre  door  ons  beschrevene,  
 ziet' men,  te  midden  van  eenige  symmetrisch  geplaatste  regte  en  kromme lijnen,  
 drie  hoofdjes,  mede  symmetrisch  één  en  twee  vlak  en  face  te  zien ;  het bovenste  
 is  als met  hoorns  getooid  en  heeft  ter  zijde,  regts  en  links,  kromme  lijnen  van  
 paarlen,  terwijl  zieh  aan  de  benedenzijde  der  munt  een  cirkelrond  vertoont,  en  
 het  geheel  door  een  parelrand  omgeven  is,  waarvan  echter  slechts  het  bovenste  
 gedeelte  op  hët  veld  der  munt  afgestempeld  is  geworden. 
 N°  64,  andermaal  van  al  de  vroeger  beschrevene  aanmerkelijk  afwijkende,  
 heeft  op  de  vz.  een  regts  gekeerd  borstbeeld  van  uiterst  ruwen  vorm,  zijnde  de  
 hals  sleGhts  door  twee  regte  lijnen  aangeduid  en  wordende  de  diadeem (?)  door  
 eene  lange  parellijn  aangewezen.  Het omschrift is in ons geheel onbekende letters. 
 Op  de  kz.  staan  drie  figuren,  die  te  zamen  misschien  een  bloem  (of  wat  anders?) 
   moeten  voorstellen,  door  bolletjes  en  letters  omringd. 
 N°  65  vertoont  ons  op  de  vz.  een  naar  de  linkerzijde  gekeerden,  staanden  
 vogel met  een  aan  den  hals  gehechten  kruisstaf  (?).  Ook  vóór den  vogel  bevindt  
 zieh een in bolletjes eindigend krnisje ; terwijl acht bolletjes op verschillende plaatsen  
 in  het veld aangetroffen worden.  Het een en ander binnen een  parelcirkel geplaatst. 
 Op  de  kz.  ziet  men  een  mede  regts  gekeerd,  zeer  ruw  afgebeeld  viervoetig 
 dier  met  omgekromden  staart.  Tusschen  de  pooten  en  achter  den  staart  bevinden  
 zieh  weder  bolletjes.  Alles  binnen  eenen  parelcirkel. 
 Rethaan  macaró’s  Tweede  Verhandeling,  PI.  I I ,  N°  12. 
 N°  66  heeft  op  de  vz.  eene  ruwe,  misteekende,  mannelijke  figuur,  vlak  van  
 voren  te  zien,  met  lange  kruisstaven  in  iedere  hand.  Aan  elke  zijde  van  het  
 onderlijf vertoonen  zieh  vier  symmetrisch  geplaatste  bolletjes.  Er  zijn  nog spüren  
 van  eenen  parelrand,  die  het  een  «n  ander  omgaf. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  links  gekeerde,  staande,  zeer  ruwe  vogel met  
 drievoudigen  staart.  Tien  bolletjes  zijn  over  het  veld  der  munt  verspreid.  Het  
 een  en  ander  binnen  eenen  parelcirkel. 
 Rethaan  macaró,  Tweede  Verhandeling,  Pl.  I I ,  N°  13. 
 N°  67  heeft  op  de  vz.  een  naar  den  regter  kant  gekeerden,  staanden  vogel  
 met  daarboven  geplaatst,  in  bolletjes  eindigend,  liggend  kruisje  binnen  eenen  
 cirkel,  die  thans,  voor  het  eerst,  geen  parelcirkel  is.  Van het omschrift in  meer  
 gewone  Romeinsche  letters  kunnen  wij,  ten  gevolge  van  een  gebrek  bij  de  af-  
 stempeling,  alleen  de  letters. OCIV  onderscheiden. 
 Op  de ikz.  vertoont  zieh  een  onvolmaakt,  aan  de  linker-  en regterzijde  in  bol-  
 letjss  eindigend kruisje  boven  eene  kromme  lijn,  die veel gelijkt op de benedenste  
 der  latter  ».  Het  omschrift  is: 
 IANDEBERI. 
 Dit woord  landeberi  moet  waarschijnlijk  Landeiert zijn,  de  ,naam  van  eenen  
 bekenden  Fränkischen  Muntmeester  uit  de 17e  of het  begin  der &  eeuw.  Wij  
 hebben  bier  alzoo  met  zekerheid  een  Fränkische Denarius  voor  ons. 
 N° '68  heeft,  door afslijting,  eene  hoogst onduidelijke voorzijde, welke macaró  
 verklaart  als  moetende  voorstellen  eenen  Fränkischen  Vorst met  diadeem,  met  
 de  sancta  ampulla  .vóór  zieh. 
 Op  de  kz.  ziet  men  een  naar  de  linkerzijde  gekeerd  viervoetig  dier  met opge-  
 heven  staart ,  welks  kop  veel  naar  die  van  een  rund  gelijkt.  Onder  den  buik  
 van  het  dier  zijn  weder bolletjes,  en  wel  ten getale  van  zes,  zigthaar. 
 ¡Macaró,  Tweede  Verhandeling,  Pl.  I I ,   N°  14. 
 N° *69  heeft  op  de  vz.  een  zesbladerige  bloem,  omringd  door  eenige  letters,  
 zoo  duidelijke,  LOI,  als  eenige  uitgesletene  en  daardoor  onleesbare. 
 7 *   ‘