
 
		Keif was  doopgetuige  bij Wittekind en  diens  getnalin Geva.  • In  zijne  blijdschap  
 over  deze  gebeurtenis  meldde  de Vorst  haar  aan  den  Paus  en  aan  Koning  Offe  
 van  Mercie  in  Engeland  in  brieven,  die  nog  bekend  zijn.  f—  Wittekind  leefde  
 verder,  Christen  geworden,  als  bijzonder  persoon. 
 Alleen  in  de  uiterste  deelen  van  het  land der  Saksers  aan  de  Elbe  duurde  de  
 strijd  tegen  de  Franken  voort.  Om  duurzaam  een  einde  aan  den  tegenstand  te  
 maken,  liet  Karel  eenige  duizende  der  wederspannigsten  uit  hun  land midden  
 onder  de Christelijke  inwoners  aan  Rijn  en  Mein  overbrengen.  Nog  heden  ten  
 dage  wordt  hieraan  herinnerd  door  de namen  van  plaatsen  in  Prankenland,  zoo  
 als  Sachsenhausen  bij  Frankfort,  Sachsenheim  en  Sachsenflur  in  Prankenland;  
 misschien  ook  Saksenheim  bij  Leiden.  Verder  werden  een  aantal  Christelijke  
 kerken  of  hersteld  of  nieuw  gebouwd. 
 In  803  bield  alle  oorlog  in  het  land  der  Saksers  op,  en  van  nu  af aan  be-  
 handelde  Karel  ze  als  leden  van  het  Duitscbe  Rijk. 
 Aan  de  Avaren  werd  in  eenen  krijg  een  stuk  van  hun  land  ontnomen  en  
 daaruit  aan  deze  zijde  van  de  Raab  een Markgraafschap  gevormd,  dat  later  den  
 naam  van  Oostenrijk  verkreeg,  en  met  Duitscbe  volkplanters  bevolkt. 
 Zulke  Mark- of Grensgraafschappen,  met  eenen Markgraaf als krijg6bevelheb-  
 ber  in  een  sterken  burg  wonende,  rigtte Karel  längs  de  geheele  oostzijde  van  
 zijn  Rijk op, te weten  tegen de Slavische en Wendische  volkstammen in Boheme,  
 de  beide  Lausitzen,  Brandenburg  en Meklenburg ; want alle  landen  aan de over-  
 zijde  van  Saale  en  Elbe waren  door deze  volkstammen  bezet.  Aan  de westzijde  
 van  zijn  Rijk  vinden  wij  onder anderen  de Markgraafsehappen  van Antwerpen,  
 Bergen  op  Zoom,  Veere  en  Ylissingen,  doch  misschien  dagteekenen  deze  uit  
 eenigzins  lateren  tijd. 
 Het  Rijk  van  Karel  strekte zieh  alzoo  uit  van  de monden  der  Elbe  längs  de  
 kusten  der  Oost-  en  Noordzee  en  van  den  Atlantischen  Oceaan.  Ten. zuiden  
 begrensde  de  Ebro  de  Spaansohe mark.  Van de  monden  der  Ebro liep  het  Rijk  
 längs  Karel’s  zeehavens  aan  de  zuidelijke  kusten  van  Frankrijk  en  het  schoone  
 Italie  heen,  dat  aan  Koning Karel  gehoorzaamde  of althans  zijne©pperleenheer-  
 schappij  erkende  tot  aan  de  zuidelijke  punten  van  Calabrie  en  Apulië,  die  nog  
 tot  het  Rijk  der Grieksche Keizers  behoorden.  Aan  de  noordoostzijde  van  Italie 
 raakte  de groote  golf der Adïiatisehe  zeé  de  grenzen,  die Karel s Rijk  van  dat  
 der. Grieksche  Keizers  scheidden. 
 Dit  schoöne  Rijk  van Karel,  dat  de meeste  landen  van  het oude  Westersche  
 Keizerrijk  der Romeinen met  de hoofdstad Rome bevatte, was wel van dien aatd,  
 dat  zijn  beheerscher mede  de  oude  Romeinsche Keizerskroon  zoude  dragen.  En  
 ook  deze  viel  den  dapperen  Karel  ten  deel. 
 Als  Paus  Leo III  in  799  door  de  hem  vijandige  ingezetenen  van  Rome  ver-  
 dreven  was,  kwam  hij  troost  en  hnlp  zoeken  bij  Karel  den  Grooten,  die  toen  
 te  Paderborn  zijn  hofleger  hield.  Karel  beloofde  den  Paus  zijne  hulp  en  trok  
 met  dezen  in  den  herfst  van  800  naar Rome, welke  stad Karel nu voor de vierde  
 maal  binnentrad.  De opstandelingen  ontvingen  hunne  straf. 
 Toen Karel  op  den  eersten Kersdag  de  godsdienstoefening in de kerk  van  den  
 Apostel Petrus  aandachtig  biddend bijwoonde >  zette  de  Paus hem eensklaps eene  
 kroon  op  bet  hoofd  en  zalfde  hem  met  de  heilige  olie;  en  het  vetzamelde  volk,  
 onder welk  zieh personen  uit  bijna  alle  landen  der  Christenheid  bevonden,  riep  
 drie malen :  « Lang  leve  éa  overwinUe  Keizer  Karel,  de  van  God  gekroonde,  
 vroome,  vredebrengende Keizer  der  Romeinen.«  De  Paus  was  de  eerste,  die  
 den  nieuwen Keizer,  voor hem  knielende,  zijne  hulde  bragt.  . 
 Deze  krooning  tot  Keizer  had  ongetwijfeld  met  voorkennis  van  Karel  plaats,  
 hoewel  hij  tocb  door  de  wijze, welke  de  Paus  gekozen  had,  véfrast  werd. 
 Waarschijnlijk  had  hij.  zieh  liever  persoonlijk  de  kroon  op het  hoofd  gezet,  
 gelijk hij  later,  in  813,  zijn  zoon  Lodewijk  zieh  te Aken  de  kroon  zelf  op  het  
 hoofd  liet  plaatsen.  Hij  nam  ze  dan  aan,  en  werd  alzoö  dé  hernieuwer van het  
 onde Romeinsche Keizerrijk in  het Westen,  324  jaren  nadat het onder Romulus  
 Augustulus  ten  ondergegaan  was. 
 Karel  hechtte  eene  groote  beteekenis  aan  de Keizerlijke waardigheid  en  liet  
 al  zijne  onderdanen  den  eed  van  trouw  zweren.  Het  was  niet  alleen  de  oude  
 eerwaardige  glans  van  den  Keizeriijken  naam,  maar  het  waren  ook  de Vorste-  
 lijke  regten  der Romeinsche .Keizers,  welke  hem  in  eene  hoogere betrekking  tot  
 zijne  onderdanen  bragten,  dan  erfregt  en  verovering  gedaan hadden.  Zelfs  de  
 Paus  en.de  geheele  geestelijkheid  was  hem  in  wereldlijke  zaken  gehoorzaamheid  
 schuldig,  en  de  Pausen  plaatsten  zijnen  naam  en  dien  zijner  naaste  opvolgêrs 
 14*