
 
		AVDERICI 
 gelezen  worden,  maar  het  is  toch  zonderling  dat  er  zieh  een  kr.uisje  tusschen de  
 (omgekeeide)  R  en  I   van  dit  woord  bevindt,  Zouden  soins  de  letters  .0  I  de  
 eerste  van  het  woord  Civitas kunnen  zijn,  omdat  wij  eenen  Muntmeestersnaam  
 op  de  kz.  lezen? 
 Op  die  kz.  toch  zien  wij  een  aan  de  drie  bpyenzijden  gevoet  kruis,  staande  
 op  een  bol.  Het  omschrift  is: 
 FREDVLFO. 
 Weegt  1,85  w.;  is  in  Friesland  gevonden en  bevindt  sich  in  de  Verzameling  
 van  den  Heer  bloembergen  santce  te  Leeuwarden. 
 Nadat  wij  deze  munt  rçeds  voor  een  santal  jaren  met  vriendelijke  vergunning  
 van  den  Heer  .saNtók  geteekend  haddpn,  is  zij  door  Mr.  jr.  dirks  uitgegeven  
 geworden  in  de  Revue  de  la  Numismatique  Belge. 
 Op  de Supplemeotplaai XXJÍI deelen wij onder N° 4 de afbeelding van een  
 de  sol mede,  die  voor  eenige jaren  te  Kuik  in  Noord-Braband  is  opgegjrayen  en  
 zieh  in  de  Verzameling  van  het  Noord-Brabandsch  .Genqotsehap  beyindt-  Het  
 muntje  verkeert  in  een  zeer  afgesleten  toestand.  Op  de  vz.  ziet  men  een  regts  
 gekeerd  borstbeeld  blootshoofds,  Het  omschrift  sçhijnt  te  zijn : 
 *   SOE OIONIS 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh,  naar  het  schijnt,  eene  regts  .ziende Victprie  en  face,  
 zonder  eenig  voorwerp  in  de  handen,  Omschrift : 
 RICVLFO. 
 Het  stukje  weegt  1,5  w. 
 N°  37,  op  Pl.  I l l ,  heeft  op  de  vz.  eene  kruisvormige  figuur  binnen  eenen  
 als  met  parels  versierden  rand.  Er  vertoonen  zieh  geene  sporeuvan  eenig  op-  
 schrift.  (Men  vergelijke  deze  vz.  met  die  der  in  g ro te ’s Blätter fii/r Münzkunde,  
 I I ,  Pl.  XX ,  N°  306  en  307  afgeheelde.)  Znlks  is  wel  het  geval  op  de k z .,  
 waar  zieh  een  kruisje  binnen  -een  cirkel  vertoont,  omgeven  door  een  omschrift,  
 hetgeen,  helaas!  door  besnpeijmg  der  munt,  van  welke  ons  nimmer  een  yplle-  
 diger  exemplaar  is  voorgekomen ,  althaus  vppr  pns  volkompn  onleeshaar  is. 
 Weegt  1,2 w.  Bevindt  zieh  in  onze  Verzameling  en  is  van  onbekende her-  
 komst. 
 Wij  gaan  over  tôt  de  door  ons  op  Pl.  I l l   en  volgende,  tot  en  met VI ,  afge-  
 beelde  zilvercn  munten ,-éfene  muntsoort  van  welke het  niet met zekerheid bekend  
 it  van  #elk  volfc  zif is  uitgegaan,  fen  die  wij  dáárom  als vrocger bij ons nationaal  
 besehouwen',  omdät  ze  in  vrij  groote  hoeveelheden  bij  ons te lande, in Friesland,  
 ffe Wijk  bij  Duurstede  en'te Domburg  gevonden  is  geworden.  Ze  is  in  ruding  
 (echter  zoBder  eenige  de minste  beschrijving in  den  tekst)  afgebeeld  op  de  Platen  
 1  en  2  als  Angél-SaMsche  munt;  combkouse ,  die  er  eeö  aantal  afbeeldde  
 tfp  PI.  28  noemt  ze  vragenderwijs  deniers  cisrhenans.  Zie  robing,  Annals  of  
 the  CtAnage  o f Great  Brittain,  Londen  1840,  en  coMBROBSE,  Monnoyes nationales  
 de  France,  Paris  1840. 
 Verder  zijn  er  een  aantal  afgebeeld  in  kethaan  macarO’s  Eerste  Verhandeling, 
   Pl.  I I ,   en  Tfreede  Verhandeiihg,  PI.  I  en  II.  Zie  ook  hawkins  Silver  
 Cdins  o f England op  de  Plaát  zijner  Scèattaè,  Nq  42.  Men  vergelijke  de  harén  
 van  den  helm  van Minerva  bij  beciA,  Monnoyes  d’Athènes,  page  41>,  52,  64. 
 N°  1  heeft  op  de  vz.  eene  afbeelding  die  Wij  moeijelijk  beschrijven  kunnen.  
 Is  het,  gelijk  sommigen  willen,  de  kam  van  eenen  helm;  is  het  (doeh  dan  in  
 eêïtfe  andere  rigtihg  als  dè  afbeelding  op  dé  Plaat  aanwijst  te  némen)  de  ruwe  
 voOTstelling  van  een  sóhip  met  roeijers,  terwijl  de  drie  schninsche  strepen  man-  
 sehappen  op  het  schip  zouden  moeten  verbeelden?  wij  weten  het  niet en ook alle  
 Numismatici,  die  wij  raadpleegdèn,  verklären  de  zâak  als  zeer  duister. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  Vierkant,  waarvan  de  lijnen  als  Uit pareltjes  za-  
 mengesteld  zijn ;  in  het  midden  van  het  vierkant,  dat  sommige Numismatici met  
 den  naam  van  eene  legerplaats  omschrijven ,  ziet  men  een  cirkelrond,  tussohen  
 twee  punten,  terwijl  zieh,  boven  hetzelve  twee  figuren  als  de  letter T  en  daar-  
 onder  weder  een  piintje  of  bolletjè  en  twee  figuren  als  de letter  I  vertoonen;  ter  
 linkerzijde,  buiten  het  vieikant  of  dë  dusgenaamde  legerplaats,  ziet  men  eene  
 fignur  die  den  vorin  der  Grieksche  letter  T  heeft. 
 Z.  weegt  1,2  w. ;  werd  te Wijk  bij  Duurstede  tijdens  de  opgravingen  der  jaren  
 1844  en  1845  gevonden  en  bevindt  zieh  thans  in  het  Kabinet  der Leidsohe  
 Hoogesohool.  Men  vergelijke  met  dit  en  de  volgende  muntjes  de  bij  hawkins  
 Silver  Coins  of  England  afgeheelde  Sceattae y  N°  42. 
 Men  kan  eenigzins  bepalen  tot  welken  tijd  ongeveer  deze muntjes te brengen, 
 ■  4 *