
 
		zoo  Vèrro  zigtbaar  èn  afgèstempeld,  door  het  omschrift : 
 . VSRO  .  .'(?) 
 Nb  78,  dôoï  ons  overgenomeñ  van  macaró,  Tweede  Verhandeling  over  de  
 Doniburgsehe muntèn,  Pl.  I I ,  N°  26,  heeft,  naar  hèt 'schijnt,  op  de  vz.  eene  
 bloem  of. . . .  ?  . 
 Op  de  kz.,  in  het  midden,  een  kruisje  met  twee  symmetrische  boogjes  daar-  
 onder;  verder  vertoonen  zieh  boven  eii  ter  regterzijde  van  het  kruisje  twee  cir-  
 kelrondèn. 
 N°  79  heeft weder  op  de  vz.,  door  afslijting,  geenè  vòòr  ons duidelijke voor-  
 stelling. 
 Op  de  kz.  schijnt men  een  krüis  te  hèbben  afgebeeld,  afin  deszelfe  tiiteinden  
 met  aangèheòhte  boogjes  voOkzien. 
 Zie  màcXró,  Pl.  I I ,  N°  27. 
 N°  B'O  vertoont  ons  wèdér  òp  dé  vz.  een  gediadeèmd,  regts  gekeerd,  vorste-  
 lijk  hòòid,  met,  usar 'hdt  sehijtit,  eèn  palmtak  daaxvöc*  geplaatst,  terwijl  zieh  
 dïife  fèttéls  achter  hetzelve  bevinden. 
 Op  ’dè  kz.  Ziet  men een monogram  of :bij- en  ineeargCvoegde  letters,  door een  
 kfirisje  gedekt.  Het  was  ons  niet mogelijk  uit  deze  verzameling  van letters  een  
 genOegzaam  zeker Woord  op te  kumaen  maken.  Onder het monogram  vertoonen  
 *zich  drie  bolletjes  nevêüs  elkander  geplagtst,  terwijl  een  parelcirkel  het  één  en  
 ander  omgeeft. 
 MacaeÓ,  Eerste  VërhandeEng,  Pl.  I l l ,   N°  56. 
 N°  81  had  eigérffijk,  wegenis  den  aard  der  type,  door  ons  nevens N°  72  
 moeten  afgebeeld  geworden  zijn.  Op  vom-  en  keerzijde  van  beide  zijn toch  
 grove,  ruwe  tette»  gèptóatst  en  Wijzen  daardoor op  ongeveer den  zélîden  tijd  
 van  vefv'aardiging  en  platlts  van  hcrkomst. 
 Op  dé  vz.  ziét men thans  slechts  de  enkelfe fetter D. 
 Op  dè  kZ.  etaah  tWèe Mtets,  WSärvan  de  eettäte  zeer  iönduidelijk  is,  zoödat  
 wij  niet  durven  bepalen  wat  de  graveur  hedftwülen  voorstellen;  de tweede tetter  
 is  duidelijk  eene  E. 
 Macaró,  Tweede  Verhandeling,  Pl.  H ,  N°  15. 
 N°  82  fe  een  zeet heìangfrjk  muiftje ; immets indien de gisstog Van wijlen den 
 Heer  rethaan  macaró,  deszelfs  eersten  uitgever  (zie  de  Tweede  Verhandeling  
 over  de  Dotnburgsehe  Oudheden,  hi.  49),  waar  mögt  zijn,  dat  nainelijk  de  
 Vorstelijke figuur  (borstbeeld),  die  op  de  vz.  regts  gekeerd  is  afgebeeld,  in  de  
 opgeheven  hand  de  Sancta  ampulla  {la. sainte  ampoule')  in  de  hand houdt, waar-  
 in,  gelijk men  weet,  volgens  de  legende,  de  door  eene  duif uit  den  hemel  aan-  
 gebragte  heilige  ohe  vervat was,  die  voor  de  zalvjng  van Koning Klovis te Reims  
 moest  dienen  en  ook  gebezigd  zoude  geworden  zijn  (1). 
 Het  Vorstelijk  borstbeeld  heeft  een  tooisel  (dat  echter  door  flaauwheid  niet  
 goed  te  herkennen  is)  op  het  hoofd ;  achter  dat  hoofd  ziet men, naar het schijnt,  
 twee  dooreengevlochten  letters.  Aan  het  borststuk  vertoonen  zieh  weder  znlke  
 in  punten  of bolletjes  eindigende  lijnen. als  ons  vroeger  zoo  dikwerf reeds  voor-  
 gekomen  zijn.  Het  een  en*ander  wordt  door  een  parelrand  omgeven. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  eene  staande  figuur  met  een  lang  kruis  in  de  regieren  
 eene  onzekere  (vogel  of  fleschje  of wat  anders?)  in  de  linkerhand.  In  het  
 veld  der  munt  staat,  naar  het  schijnt,  de  letter  T. 
 Weder  alles  een  parelrand. 
 Macaró,  Tweede  Verhandeling,  PI.  I I ,  N°  10. 
 N  88  en  84  hebben  beide  op  hunne  vz.  twee naar elkander gekeerde hoofden  
 van  tamelijk  ruwe  bewerking,  met  diadeem  of  hoofdhair,  op  de  zelfde  wijze  
 weder  aangeduid  door  middel  van  in  bolletjes  eindigende  regte  of kromme lijnen. 
 Tusschen  de  hoofden  vertoont  zieh  een  lang,  mede  in  bolletjes  eindigend,  
 staande  kruis  op  een  breed  uitloopend  voetstuk,  dat  onder  zieh  nog  drie. naar  
 onder  gerigte  en  in  bolletjes  eindigende,  op  gelijke  afstanden  van  elkander  geplaatste, 
   lijnen  heeft.  Een  parelrand  omvat  het  een  en  ander. 
 Op  de  kz.  van  Np  83  vertoonen  zieh  de  aaneengehechte,  nevens  elkander 
 (1)  Dit  fleschje  werd  deor  de  -Republikeinen  ten  tijde van  de eerste groote Rransphe  
 staatsomwenteling  te Reims  stuk geworpen.  Toen  in  1824, Koning Karol X gezalfd moest  
 worden,  en wel weder  te,Reims,  even  als  zijne voorgangers,  kwam  er  nog  van  de  heilige  
 ohe  te  regt,  die voor  de  zalving  zoo  gewensoht was.  Ben geloovig Rranschman had  tijdens  
 de  vernietiging  de  soherven,  waaraan  nog van  de olie  gehecht was,  zorgvuldig  bijeenver-  
 zameld  en  bewaard;  deze  olie  werd  een weinig  aangelengd  en door  den  Kardinaal-Aarts-  
 bisschop  tot  de  zalving  gebezigd!!  (