
 
		De woorden  van  het  Charter  worden  ons  door  o ha pea uville ,  I ,   211,  aldus  
 medegedeeld :  » in  Trajecto  quicquid  regalis  jus  fisci  exigera  poterat  in  maneta,  
 in  teloneo,  tam  in  navibus  et  ponte  quam  foro  et  vicis,  exitibus  et  reditibus  
 ipsius  loci.* 
 In  een  Charter  van  Koning  Lodewijk  IV  van  908  (o h a p e a u v il l e ,  I,  168)  
 staat :  » insuper  tehneum  ac  monetam  de  Trajecto nostra donatione, cum consensu  
 Albuini  eo  tempore  illius  comitis  concessam.« 
 De  stad  was  in  de  twaalfde  eeuw ,  en  mogelijk  reeds  veel  vroeger,  aan  het  
 Keizerrijk  onderworpen,  doch  in  1204  werd  ze  door Keizer  Filips  II  ata Hendrik  
 I ,  Hertog  van  Braband,  in  leen  gegeven. 
 Doch  reeds  meer  dan  genoeg,  voor  ons  bestek,  over  oud-Maastricht  (1). 
 Men  ziet  dat  aldaar  reeds  zeer  vroeg  het  muntregt uitgeoefend  is  geworden. 
 BesohouWeü  wij  thans  de  ondheid  van  Utrecht  in  verband  met  ons  muntje. 
 De ouderdom van  Utrecht klimt reeds op tot den tijd der Romeinen.  De talrijfee  
 overbiijfselen daar en te Veohten, in de onmîddelijke nabijheid dier stad, gevonden,  
 wijzen  ten  duidelijkste  op  een  langdurig  verblijf van  dat volk aldaar, doch nadat  
 ze  door  de  onophondelijke  invallen  der  woeste  stammen  eindelijk  deze  strefeen  
 verlaten  hadden,  kwain  deze  latere  zetel  van  Friesche  Vorsten  beurtelings  
 in  het  bezit  der Franken,  en  werd  ze  door  de Friezen weder  veroverd.  Bij  dit  
 öeuwen  lang kampeû  tusschen  besehaving  en  barbaarschheid  zullen  de «erst op-  
 gerigte  kloostérs,  de  bewaarplaatsen  van  de  toenmalige  geschiedkundige  aantee-  
 keningen,  wel  telkens  verwoest  geworden  zijn. 
 Uit de  zevende  eeuw  eerst  is  ons  het  bêrigt  overgebleven,  dat  de  Fränkische  
 Koning  Dagobert  omirent  haar midden  aldaar  eene  kapel  had doen stichten,  die  
 (men  vergelijke  het-boven  vermelde,  bl.  67,  omirent  het  wisselvallige  Van  
 de  onderwerpîng  der Friezen  aan  de  Franken,  en  dus het afwerpen of aannemen  
 van  het  Christendom, dat daarmede gelijk  stond) sedert weder door de heidensche  
 Friezen omvergebaald was,  maar  ten  jare  696  werd  er onder  den  Aartsbisschop 
 (1)  1lidien  de  lezmg bij  ììON'DAM  districtum  Trenti» jnisi  ré,  moet  de  stxd  in ¡870  een  
 graaffòliap  ©f ©ndergTaafscbap .gevormd  hebben ;  in  alien  gevalle was  zij  toen vermoedelijk  
 d e   zetel  eens  Graven  (v.  d .  b e e g h   t .   a .   p .   h i.  '2 1 .2 ) , 
 Willebrord  een  bisdom  opgerigt,  dat  er  tot  in  de  laatste  helft  der  16e  eeuw ge-  
 vestigd  is  gebleven.  De  stad  nam  daardoor  in  omvang  en  welvaart  toe,  vooral  
 later  ten  koste  van  het  naburige  Dorstad  of  Dorestadum,  dat  verwoest  was  
 geworden.  : 
 -  In  een  Charter  van  722  (Of  728)  wordt  Trajectum  reeds  als-eene  vesting  of  
 bemuurde  stad  beschreven,  binnen welke  zieh  een  klooster bevond  (1)  In  een  
 brief van  Pepijn  van  vóór  768  beet  het  urie  Trajectensis.  Omstreeks  dien  tijd  
 wordt  er  ook  van  een praefectus  urhig gesproken.  In  een  ander Charter van  dien  
 tijd  heet  het  emeus  Trajectum  super  fluvium  Rheniv,  in 776  «Trajectum  vicus*,  
 in  937  * Oivitas  Trajectensis*. 
 Er  zijn  er  die meenen  dat  de  stad  reeds  in  de  10®  eeuw  haren  tegenwoordi-  
 gen  omtrek  zoude  gehad  hebben;  burners  indien  de  in  de  eerste  helft dertegen-  
 woordige  eeuw  afgebrokene muren  de  zelfde  waren,  waarmede BisschopBalderik  
 haar  m  gemelde  16®  eeuw  (in  934)  omringd  had. 
 Reeds  oudtijds  bestond  er  een  rijkstol,  munt  en  markt.  Uit  een  Charter  van  
 779  blijkt  het,  dat  toen  de  abdij  van  St. Germain  in  Frankrijk  onder  anderen  
 ook  van  den  ütrechtschen  toi werd  vrijverklaard.  Keizer  Otto I stond (zie heda,  
 p.  81)  de  voordeelen  der  Rijksmunt  aan  den  Bisschop  af. 
 Doeh onzes bedunkens genoeg om aan te toonen dat zoowel Maastricht als Utrecht  
 reeds m den Fränkischen tijd het regt bezeten hebben om munt te slaan, of eigenliik  
 dat  er  aldaar  in  het  Fränkische  tijdvak,  waartoe  de  tiers  de  sol d'or  hehooren  
 met welker  beschrijving  wij  ons  thans  onledig  houden,  munt  km,  geslagen  geworden  
 zijn;  hetgeen  bij  opvolging  van  de  Fränkische  Köningen  door  de  Duit-  
 sche  Keizers  zal  plaats  hebben  gehad. 
 Gelijk wij reeds boven zagen eigenen de Zuid-Nederlandsche of Belgische Numismatici  
 zieh  de  munten met  het  opschrift TRIECTO FIT voor Maastricht  toe -  de  
 Nederlandsche  voor  Utrecht.  Wij  hebben  lang  en  rijpelijk over  de  zaak  nlge-  
 dacht  en  het  voor  en  tegen  voor  ledere  der  twee  steden  met  de meeste  onpary 
 rS * ! iebLm aatS  Van  HEDA  aai,Sehaala  bä  VAN DEN BEEGH,  MädeUederlanisehe  Geo