doordien er in Engeland eene gevonden is met de zelfde yoprzijde, hebbende op
de keerzijde in het Angel-Saksiech den naam van Ethilbertl, Koning, van Kenj,
die van 568 tot 615 leefde. Aangezien dit muntje het ,eenig bekende is met
een opschrift, moeten ongetwijfeld dergelijke, die geen opschrift dragen, ouder
zijn. Hawkins zegt omtrent deze soort van muntjes, op bl. 17 zijper Silver
Coins of'England: //During the Saxon period the earliest coins are those which
are known by the name of Sceattae, but whether brought into this pountry by
that people when they first arrived, or actually struck in this country afterwards,
there are now no means of ascertaining. - They are pot of common occurrence,
nor does it appear that many of them have been discovered. within the limits of
this island (1).// En verder: » No succesful effort has; yet been made to explain
the types • or the few letters they bear. Though the exact period of the issue
of the various types of; sceattae cannot be ascertained, it can scarcely be doubted
that they form the connecting; link between the genuine Roman and Saxon
coins.// Hiervoor brengt h aw k in s daarna eenige bewijzen bij, volgens typen ,
die wel in Engeland, maar niet in ons vaderland gevonden zijn, zoo als-de na-
volging der wolvin(i die Romulus en Remus zpogt, de overeenkomst der borst-
beelden op de voorzijde van sommige muntjes met die, der Romeinsche , enz. enz.
En eindelijk: //A careful comparison of other sceattae will shew the connexion
between the Roman and Saxon coins, and lead to a conviction that' they were
issued some time between the commencement of the .sixth and dose of the
seventh century.//
N° 2 heeft eene vz. welke van die, van ff ° 1 eenigzins afwijkt, doch moeijelijk
te beschrijven is, Wij verzoeken dus onze lezers deze en de volggnde munten
steeds op de Platen zelve in oogenschouw te willen nemen en over den aard en
de beteekenis der figuren hunne gedachten te laten gaan.
Op de kz. ziet men weder een vierkant, met figuren daarin, die eenigzins naar
(1) Gelijk wij zien zullen, zijn er een aantal gevonden te Wijk "bij Duurstede en te
Domburg, zoodat het mogelijk, indieri Uiet' waarschpnlijk, is dat ze op het vasteland
het eerst geslagen f zijn geworden. ! iieie
de letter T gelijken. Buiten het vierkant vertoont zieh van boven eenig spoor
van een kruisje en links weder eene I.
Het gewigt van dif muntje, waarvan zieh drie, te Wijk bij Duurstede in der
tijd gevondene, exemplaren in het Kabinet der Leidsche Hoogeschool bevinden,
is aanmerkelijk minder dan van N° 1; twee derzelve namelijk wegen 0,75 en
een derde slechts 0,7 wigtje.
Het zilver schijnt bij de vervaardigers dezer kleine muntsoort in geene groote
hoeveelheid voorhanden geweest te zijn.
Het zelfde is het geval met N° 3 , welks afbeeldingen op voor- en keerzijde
veel overeenkomst hebben met die op gemelde N° 3. Echter zijn de figuren in
het vierkant veel onregelmatiger. De twee exemplaren in het Kabinet der Leidsche
Hoogeschool, beide te Wijk bij Duurstede opgegraven, wegen ieder slechts
0,4 wigtje.
, De voorstelling op de vz. van N° 4 heeft op de vz. weder meer van die ,
welke op N°; 1 gevonden en door ons beschreven werd.
Op de kz. ziet men in het vierkant, aan de vier zijden van het thans grootere
cirkelrond, even zoo vele versierde, in bolletjes eindigende, kruisvormige figuren.
Twee exemplaren, mede van Wijk afkomstig en in het Leidsche Kabinet
voorhanden, wegen ieder 0,6 w. In onze eigene Verzameling bevinden zieh
drie dito.
N° 5 verschilt weder eenigzins op de vz.
In het vierkant op de kz. ziet men eenige onregelmatig geplaatste bolletjes,
een cirkelrond, een kruisje als boven op eene I geplaatst, een versprongen kruis.
Twee exemplaren, ieder 0,6 w. wegende, beide mede te Wijk bij Duurstede
gevonden, bevinden zieh in het Munt- en Penningkabinet der Leidsche Hoogeschool.
N° 6 , weder met ongeveer de zelfde vz., heeft op de kz. in het vierkant an-
dermaal dergelijke figuren als op N° 1—5 , en buiten dat vierkant een kruisje.
Thans van koper (misschien door een valschen munter vervaardigd), weegt
0,6 w.; werd te Wijk bij Duurstede gevonden en bevindt zieh in het Kabinet
der Leidsche Hoogeschool.
N° 7, wat de vz. betreff, van ongeveer de zelfde type als de voorgaande,