kende, bij de bevrediging zijner ijdelheid, geene maat meer; zijne verkwisting
puttede alle bronnen uit; het verkoopen der kerkelijke- en staatsambten werd
door hem en Graaf Werner, ’s Konings giinsteling, steeds schaamteloozer ge-
dreven. Hierbij klommen zijne persoonlijke prikkelbaarheid en zijne luimen ; hij
kon in zijne gramsehap zijne ondergeschikten, zelfs Priesters, tot den bloede slaan ;
en op eene andere keer schonk hij aan armen, wier ongeluk hem trof, in eens
honderd ponden zilver. Zijn oyermoed tegen de grooten spoorde dezen tot den
grootsten haat aan ; zij maakten eene zamenzwering om hem ten val te brengen.
Toen Adalbert eindelijk de zwakheid zijner Stelling begon in te zien, sloeg hij
een nieuwen weg in om zieh staande te houden; op den derden Pinksterdag
des jaars 1065 liet hij den I5jarigen Hendrik, in tegenwoordigheid der Keizerin
en van^vele Vorsten, te Worms door omgording met het zwaard mondig
verklären. Doeh zijne tegenstanders waren niet voornemens hem in de nabijheid
des Konings te laten. Toen Siegfried van eenen pelgrimstogt naar Jerusalem
teruggekeerd was, verbonden hij en Hanno, benevens de Hertogen Rudolf.en
Otto, zieh nog naauwer, en riepen in 1066 eene groote Rijksvergadering te
Tribur aan den Rijn hijeen, om Adalbert verre van zjjn Bisdom te verwijderen.
Deze viel in den strik en trok met den Koning naar den Rijn ; hij hoopte bij
deze gelegenheid zieh nog met geweld van wapenen in het bezit der Abdij
Lorsch te stellen, die zieh niet aan hem had willen onderwerpen. Als de Koning,
op weg naar Tribur, in de Keizerlijke Paltz of Paleis te Ingelheim overnachtte,
ontstond er eeu oploop der inwoners van die plaats, dewijl het hofgezin, zoo
als gewoonlijk, begon te plünderen. Graaf Werner schoot toe om de zijnen bij
te staan, maar een uit het volk gaf hem inét een stok zulk een slag op het
hoofd, dat hij half dood van het paard stortte en kort daaröp, in ’s Konings
bijzijn, overleed. Ontzettend verschrikt door het ongeluk van den vriend zijner
jeugd, kwam Hendrik te Tribur, en hier deden hem dé vergaderde Vorsten den
bepaalden eisch, dat hij of den Aartshisschop Adalbert van het bestuur des
Rijks en Uit zijne nabijheid Verwijderen moest, of zelf afstand van de regering
doen. De Koning stelde zijne beslissing uit. Hierop ried hem de Aartshisschop
om uit deze streken met de Rijks-insignien naar Goslar te vlugten, eu werkelijk
werden reeds de schatten enz. ingepakt om in den eerstvolgenden nacht.de .vlugt
te nemen; doch de Vorsten bemerkten het voornemen en bewaakten het paleis
den geheelen nacht met gewapende benden. Op den volgenden dag bestormden
zij den jongen Koning met de dringendste voorstellen, ja naauwelijks kon zijne
tegenwoordigheid Adalbert voor mishandelingen vrijwaren; hij moest zieh naar
zijn Aartsbisdom terugtrekken. Hiei verging het hem ook siecht. De SaksisOhe
Vorsten, over zijn val verheugd, grepen de gelegenheid tot wraakneming aan,
vielen in zijn land, en hielden Bremen zöo goed als belegerd. In den angst
voor zijn leven vlood hij op een zijner goederen, waar hij zieh een half jaar verborgen
hjeld. Hertog Ordulf en zijn zoon Magnus verwoestten zijne bezittingen,
zijne kasteelen, en geen hunner, aan welke Adalbert vroeger weldaden bewezen
had, stond voor zijne verdediging op. In zijnen nood moest hij, om de Vorsten
te bevredigen, hun de goederen des Bisdoms in leen geven, aan Magnus alleen
duizend hoeven. Het rijke Aartsbisdom werd versnipperd, en Adalbert had
alleen de eer, dat de Vorsten hem hunneu Leenheer noemden.
Ben grooter hartzeer, dan over het verlies van wereldsOhe goederen, had Adalbert,
zoo lang zijn geest nog de vroegere veerkraeht bezat, over het lot van het
Christendom in de Slavische landen aan de Oostzee, bij de Obotriten en Lui-
tizers, Vorst Gotschalk had hier in den tijd van Hendrik III het Christendom
met alle krachten bevorderd en bijna tot de heerschende godsdienst verheven,
en Adalbert, tot wiens kerkelijk gebied deze streken behoorden; had met vreugde
dit werk ondersteund; drie Bisdommen, te Oldenburg, Ratzeburg en Meklenburg
(later Schwerin geheeten) vormden de middelpunten. Doch de Christelijke Priesters
verstünden ook thans de kunst niet om de harten des volks te winnen; hunne
trots en bebzucht verwekten de oude haat op nieuw, en toen zieh Plussö, de
zwager van Gotschalk, aan de spits der nog Heidenschgezinde bevolking plaat-
ste, ontbrandde de opstand weldra op nieuw. Gotschalk werd m#t een Christenpriester
te Lenzen qp de altaren der oude. goden geofferd; andere Priesters
te Rethra; de grijze Bisschop Johan van Meklenburg vermoord en .zijn hoofd op
een paal in den tempel van den god Radegast geplaatst. Hamburg en SlOeswijk
werden verwoest, en alle sporen van het Christendom uitgedelgd. Kruko, een
Heidensche Vorst uit den Rugisehen stam, maakte zieh van het. bewind over
deze landen meester, strekte liet vervölgens over Holstein en de Bardengau uit