
 
		troepen  of  rijke  geschenken  in  geld  en  gouden  en  zilveren  vaten.  De  Koning  
 moest  vooi'  het  oogenblik  de  nalatigheid;  van  beiden  verdragen,  want  zijn  doel  
 was Rome;  en Mathilde  verklaarde  zieh  althans  geneigd,  om  bij  den  strijd zieh  
 onzijdig  te  zullen  houden,  en  huldigde  overigens  door  een  gezantschap  den  Koning  
 als  hären  leenheer.  In  langsamen  optogt  ging  Hendrik  nu  in  de  winter-  
 maanden  over  de Apennijnen,  niet  zonder  verlies  van  mensehen  en  dieren,  ten  
 gevolge  van  het  strenge  jaargetijde,  en  zond  zijnen  Kanselier  Adalbert  vooruit  
 naar Rome,  om  met  den  Paus  over  de  voorwaarden  der  krooning  tot Keizer  te  
 onderhandelen. 
 Het  regt  van  Imeslitmr maakte  de  grootste  zwarigheid;  noeh Hendrik, noch  
 Paschalis  wilden  hunne  aanspraken  opgeven ;  eindelijk - echter  kwam  de  laatste  
 met  een  uitweg  te-voorsohijn,  die,  wanneer  hij  tot  stand  had  kunnen  komen,  
 aan. den  strijd .yoor  altijd j  tot  voordeel  des  Rijks  en  tot welzijn  der  Kerk,  een  
 einde  zoude  gemaakt  hebben; hij  bood  namelijk  aän:  «om  aan  de Bisschoppén  
 te  bevelen  aan  den  Koning. en  het  Rijk  alle  regalién  terug  te  geven, - welke  
 sedert  den  tijd  van Karel  den  Grooten  aan  de Kerk geschonken waren, te weten  
 alle  Steden,  Hertogdommen,-  Markgraafschappen,  Graafschappen,  Rijksvoog-  
 dijen,  Muntregten,  Tollen,  Markten,  Paóhthoeven  en Kasteelen.  Want  nade-  
 maal  de  leenpligt  der  Bissohoppen  zieh  alleen  op  deze  regalien  grondde,  zoude  
 de Koning,  wanneer  zij  teruggegeven  waren,  geen  grond  meer  hebben  om  het  
 regt  van  Investituw  te  vorderen,  en  de  Kerk  zoude  zieh  bij  hare  schijnbare  
 armoede wel  bevinden,  daar  hare  verwarring  grootendeels  uit  hare: rijkdommen  
 voortgespróten was.  De Geestelijken  in  het Roomsohe Rijk waren-  toch  zoozeer  
 met wereldlijke  zaken  overladen,  dat  de  bedienaars  des  Altaars  bedienaren  van  
 het Höf geworden  waren.  Voor  het  onderhoud  der  Geestelijken  zouden,  even  
 als ten  tijde  der  eerste  kerk,  de  tienden  en  de  vrijwillige  offers  der  geloovigen  
 toereikende:  zijn.»  — Welk,  een  gezonde,  ja  grootsche,  boven  het  standpunt  
 van  den  toenmaligen  tijd  zieh  verheffende,  blik  vertoont  zieh  niet  in  zulk  eéne  
 besohouwing van de bestemming der kerk en van hare dienaars ! Welke eindelooze,  
 verderfelijke  twisten,  die  nog  vele  eeuwen  lang  de  wereld  in  onrust  gehouden  
 hebben,  en  heden  ten  dage  voor  een,.deel  nog houden,  zouden  voorgekomen  
 zijn  geworden,  en  hoe  onberekenbaar  weldadig  zoude  de  werking  van  eene  zoo 
 heilzame  bevrijding  der  kerk  van  den  ballast  van  aardsche  goederen  voor  haar  
 inwendig  bestuur  hebben  kunnen  zijn .  wanneer het gröote denkbeeid des Pausen  
 verwezenlijkt  had  kunnen  worden!  —1  Paus  Paschalis "is  door  zijne  tíjdgenboten  
 zeer  ongunstig'-beoordeeld  geworden;  de  streng Roomsche  partij,  welke  iedere  
 vermindering  van  de  wereldlijke  magt  der  kerk:  als'eene' misdaad  béschouwde,  
 heeft  hem  hard  berisptii hem  over  zwakheid,  ja  zelfs  over  verraad  aangeklaagd, ’  
 want  zijne  eenvqudige ¿strenge meening ,  waarbij  het  hem mpt  de  zuivering der  
 kerk  ernst was,: paste  niet  voor  hunne  heerschzüchtige  bemoeijingen;  de Kei-  
 zerlijke  partij  heeft  hem  eveneens  verongelijkt,  wijl  zij  zijne  aanbieding,  daar  
 hij  ze  niet  volbrengen  kon,  als  enkel  list-besohouwde.  Maar  het  onpartijdige  
 oordeel  der  nakomelingschap  moet  Paus  Paschalis  onder  de  edele  karakters  der  
 gesphiedenis  teilen,  dewijl  hij  vatbaar ¡was  voor  zulk-een- doortastend,  van  reine  
 verloochening  getuigend Ö denkbeeld.:  Doch  inderdaad-,  het  denkbeCld  getuigde  
 niet  van  kennis  der wereld  en  van  zijnen  tijd;  men  kon  stellig  voorzien  dat  de  
 bezitters  van  zulke 'groote  goederen,  door  welke  zij  tot  den  rang  van magtige  
 Rijksvorsten waren  opgeklommen,‘  déze niet; weder  zouden  teruggeven.  En  zelfs  
 de-wereldlijke Gxooten,  die  van  de  Stiften  wederom  goederen  in -leen  hadden,  
 konden  niet wenschen,  ze  in  de  handen  des Keizers  te  moeten  teruggeven,  die  
 daardoor  zeer  aanmerkelijk  in  magt  zoude  toenemen. 
 Hendrik,  het  zij  dat  hij  de  voor  hem  zoo  voordeelige  keer  der  zaak  niet  voor  
 onmogelijk hield,  het  zij  dat  hij  van  zijnen  kant  alle  voorwaarden van den Paus  
 wilde  inwilligen;,  om  dezen  elk  voorwendsel  tegen  zijne  krooning  te  ontnemen,  
 Hendrik nam  den  voorslag  van  Paschalis  aan,  beloofde  op  den  dag  zijner  krooning; 
   op  het' JaueeAter/eyf ,  niet :te  zullen  aandringen,  wanneer  de  Paus .het  
 beloofde  bevel  aan  alle  Bisschoppen  des Rijks  zoude  laten  uitgaan,  en  zoo ¡werd  
 een  opzettelijk  verdrag  over  deze  punten  opgemaakt en op den  9 Februarij 1111  
 te  Sutri,. waar  Hendrik  zieh  inmiddels  öphield,  door  dezen  bevestigd  en  door  
 onderscheidene t Vorsten  bezworen.  Op  den  12  Februarij  trok  de Koning  aan  
 het -hoofd  van  zijn  leger,  door  dé  Rijksvorsten  omgeven,  Rome  binnen.  Voor  
 de  poort  ontvingen  hem  de  Joden  én  binnen  haar  de Grieken  onder  den  aanhef  
 van  liederen;  daarna  voerde  hem  de  geheele Geestelijkheid  onder  gezang  naar  
 de  Pieterskerk.  Op  de  bovenste  trappen  wachtte  hem  de  Paus  af met  alle