Sri
Z. Weegt 1,3 w. en bevindt zieh in onze Verzameling.
De N° 12 heeft rondom het hoofd op de .vz. :^
* T l . . . . . en S V IA ( ? ) .; ^ , t0Dlv W ® f a b
Op de kz. ontbreekt de letter A aan bona en de E aan Tiele.;■ ■ r ¡1 ■-
Z. Weegt 1,1 w. en bevindt zieh mede in onze Verzameling.
N° 13, eindelijk, is een zeer flaanw afgestempeld exemplaar eenerTielsehemunt,
Qp de vz. is het Keizerlijke hoofd naauwelijks zigtbaar/eni Staat hei omsehrift
weder in omgekeerde rigting. Op des ikfc. schijnt de naam derhst.ad Zfeffogp-
schreven te zijn.
Z. Weegt 1,3 w. (dus nog meer dan het exemplaar N° 12 , dat gogd afge-
stempeld is) en bevindt zieh in onze Verzameling.
Op onze Supplementplaat XXI geven wij onder N-° 14 nog de afbeejding
van een later in het bezit van het Munt- en Penningkabinet der Leidsohe IIoo-
geschool gekomen exemplaar. Men zal zien dat de type eenigzins van die der
zoo even besohrevene afwijkt.
Z. Weegt 1,3 w.
Wij gaan over tot de tijden van Keizer Hendrik III, die van 1039 tot 1056
regeerde. In eerstgemeld jaar was de jeugdige 22jarige Koningy nadat zijn
vader, gelijk wij boven zagen, in Mei te Nijmegen op zijne terugkomst van
Utrecht overleden was, weldra gekozen, gekroond, algemeen erkend, en even
als de hoogachting waarin zijn vader gestaan had hem ondersteunde, zoo koes-
terde men ook van hem zelven groote verwachtingen wegens de uitdrukkiug van
zijn schrander gelaat. Er was in zijn Koninklijk uiterlijk oven, weel vejrhevenheid
als in zijn geest. Hij bezat eene hooge gestalte , zwart haar (van waar ook! zijn
dikwerf gebezigde bijnaam van de zwarte) , met donkere, doordriogende pogen,
een einstig gelaat, met de uitdrukking van rust envesthmd* ¡Zijne.voinning
was voor dien tijd uitstekend, dank zijner sohrandere rapider Gisela en Zijnen
opvoeder Bruno; hij las hocken,' eene ’zeldzaamheid voor een leek. Watteev'de
gelegenheid zieh daartoe aanbood, sprak hij met overredende welsprekejidheid.
De geschiedenis geeft hem als Vorst eene nog hoogere plaats, dan aan zijnen
reeds vooitreffelijken vader ; want daar deze, hetgean nieti ontkend kan worden,
zieh dikwerf door de hevigheid van, zijn karakteij en.;stringheidr zijner grondbeginseien
tot harde daden liet vervoeren, vinden wij bij Hendrik III grootere
bedaftrdheid en zelfbeheersching en daardoor een beter overleg en meer kalme
handelingen, waardoor zijne wijze van regeren meer doortastend werd. Indien
deze Keizer, in plaats van sleohts 17 jaren, er 50 geregeerd had, gelijk zijn zöon,
die döor het lot eff zijne driften her- en derwaarts geslingefd is geworden, zoude,
naar menschelijk doorzigt, het Koningschap in Düitschland, ja. het Keizerschap
over de gansche Christenheid, eene vastere en meer duurzame magt bekomeu
hebben (lj.
Reeds in het jaar 1Ö4Ö vinden wij hem in het tegenwoordige Nederland en
wel te Utrecht, waar hij in Mei diens jaars aan de Utrechtsehe kerk het regt
van toi en münt in de villa Gruoninga .(het tegenwoordige Groningen) schonk,
welke plaats door Bisschop Bernulf of Bernoldus aan het Sticht gehecht was
geworden.! Deze giftbrief des Keizers is het oudste nog overgeblevene Neder-
landsche Charter en is ook door ons afgedrukt in onze: Munteü der Biäschoppen,
van de Ileerlijklteid en de Stad Utrecht, bl. 22 en 28.
Van de verdere verrigtingen des Keizers in Nederland in die dagen vinden
wij niets vermeld, maar men kan bijkans met zekerheid aannemen dat zijne
aanwezigheid toen ter tijde een gevolg was van de voortdurende oneenigheid
tusschen de Utreohtsche Bisschoppeu en de Hollandsohe Graven.
Doch wij moeten eenen körten tijd teruggaan. De eerste daad van Hendrik,
nadat hij het lijk zijns vaders naar zijne laatste rustplaats gebragt had, was de
bevestiging van het overwigt der Duitsche magt aan de oostelijke grenzen des
Rijks. De onrustige en oorlogzuchtige Hertog Bretislav van Boheme had Polen
overvallen en uitgeplunderd, Krakau en Posen verwoest en zelfs uit Gneseh het
lijk van den heiligen Adalbert, dien wij in het leven van Keizer Otto III vermeld
hebben, weggevoerd en naar Praag gebragt. Nademaal Polen onder Duitsche
heerschappij stond, en de minderjarige Hertog van dat land, Casimir, met
zijne möeder de bescherming van Koning Hendrik was.komen inroepen, zoo
vorderde deze genoegdoening en teruggave van de geroofde schatten. Bretislav
weigerde. Toen deed Hendrik hem den oorlog aan, en dwong hem na twee
(1) Zie KOHI,11.1 USCH aangeliaald werk, b l. 181.
26*