heeft echtér óp dié zijde ook een kruisje. Wat de kz. betreft, daarvàn is moei-
jelijk eene beschrijving te geven: een gfoot, in breede éindeir nittetìpend krtiis;
daarbnder eene figuur, in het midden afe dè helft eetter O omgebtìgén. Boven
het kruis twee figuren, slechts gedeelfelijk zigtbaar ; zoudeh zij dé fettéf A tWée-
maal inoeten voorstellen?
Zij werd ons indertijd, in teekening, uit de Verzameling van den Héér
j . h. balpoort te Utrecht medegedeeld.
N° 8 is , wat de vz. betreft, aan N° 7 gelijk, echter met dit oiidérscheid dàt
hét krnis kleiner is én er zieh boven (of van ter zijde van) hetzelvé éeii cirkeltje
bevindt. Op de' kz. zièt men .weder een Vierkant met zieh daariij vertoOnende
méetendeels onzekere figuren; in den rand schijnen Sporen Van lettefs voòrtekamen.
In teekening medegedeeld door den Heer balpoort als voréii.
De vz. van N° 9 heeft bij de gewone figuur, naar het schijnt, dé letters
V H onder elkander, benevens een tweètal kruisjes. De figüren bifinéh het làng-
werpig vierkant op de kz. zijn weder verschilfend, en òok de lettera (?) zijn
tàlrijker en van eene andere gedaante.
Dit muntje is opgegraven of liever op het strand gevonden tè Dotóburg en -
uitgegéven door den Heer rethaan macAró in Zijne E erste Vethandèling,
PI. I I , N° 26.
Bevindt zieh in het Kabinet van het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg;
N° 10 heeft weder eene moeijelijk te beschriften, Van de vorige verschilfende,
voor- en keerzijde, Waarom wij vefzoeken dat de gebtuikers van dit öfis Werk
ze op de Platen met die vorige vergelijken.
Het muntje bevindt zieh in het Kabinet van het Zeeuwsch Genootschap te
Middelburg, zijnde mède te Dombufg gevonden.
Het is vroeger uitgegeven door den Heer macaró in zijne Eerste Vethàhde-
ling, PI. I I , 30.
N° 11 schijnt Op de vz. het getal XII te vertoonen, heéwel Wij meenèh dàt
dit niet bedoeld is geworden en het eenvoudig een krnisje is tnfet twee daatne-
vens geplaatSte Strepen. Omtrent de kz. verwijzèn wij naar önze aanmerklng
bij N° 10. In den rand ziet men weder sporen van lettera.
Gevoitden té Dombarg en béfust, even als alle de volgeöde tbt én inet N° 21,
in de y.erzarneling van het Zeeuwsch Genootschap. Het tegenwoordige stukje
is door wijlen den Heer r e t h a an m aca rö afgebeeld in zijne Eerste Verhande-
ling, PI. J , N° 31.
N° 12 heeft op de -vz. in de gewone figuur als de letters IH nevens elkander.
Rondom het vierkant op de kz. schijnen we.der letters te staan.
Afgebeeld door r e t h a a n maca rö in zijne Eerste Verhandeling, PI. I I , N° 33.
1§ heeft op de vz. vael pvepeenkoipst met die van N° 4 en 5. De figuren
binnen het vierkant op de kz. zijn thans zeer regelmatig; de letters (?) daaren-
tegen in den .buitenrand bijzopder onduidelijk.
Afgebeeld door r e t h a a n w ac arc in zijne JEergte Verhandeling, PI. I I , N° 34.
,N° 14 wjjkt al weder op de vz. af van alle yroegepe. Qok de kz. komt met
geene yroegere overeep en beyat ook in den rand geene letters.
. Is uitgegeven door r e t h a a n maca rü als voreti, PI. I I , N° 35.
N° 15 wijkt op de vz. aanmerkelijk af van de voorstellingen op de vroeger
beschrevene, Door middel van parelcirkeft is e r veel verfraaijing aangebragt. De
afwijkende versieringen op de kz. zetten aan dit muntje wel eenige schoonheid bij.
Werd reeds afgebeeld door r e t h a a n m acarö t. a. p. PI. I I , N° 38.
N° 16 heeft genoegzaam de zelfde yz, als N° .1 en 6 , doch de figuren in het
vierkant op de kz. zijn geheeL anders, bestaande thans in een cirkeltje, aan de
viel' hoeken door eyen zoo vele bolletjes of punten omgeven, terwijl dat vierkant
weder binnen een ander vierkant omglciten schijnt te zijn, waarvan echter slechts
twee zijden op ftet veld der munt bespeurd kunnen worden. Aan de buitenzijde
vertoonen zieh apdermaal sporen van letters.
Afgebeeld* bij MACARe t. a. p. onder N° 39, op PI. II.
N? 1.7 heeft eene voorzijde, gelijkende naar die van N° 5. De figuren in het
vierkant op de kz. wijken weder af van al de vroeger beschrevene. Er zijn ook
aan de buitenzijde sporen van letters te zien.
Afgebeeld door m a c a r b op PI. II zijner Eerste Verhandeling, N° 29.
N° 18 vertoont ons weder eene dito vz. De figuren binnen het vierkant op
de kz. zijn regelmatig (als vier regthoeken om een cirkel).
Afgebeeld bij m a c a r b , PI. I I , 27.
19 heeft bijna geen vorschil op de vz. aan te toonen. Die voorzijden der