eene monstering. Hier werden de gewone geschenken gebragt en de aangele-
genheden des Rijks besproken ; ook nieuwe wetten voorgesteld en overwogen,
en in ’s KoningS naam later als rigtsnoer voor het gansche Rijk bekend gemaakt.
Eene kleinere verzameling van minder belang had in den herfst plaats.
In het bestunr schäfte hij de veelheerschappij van magtige Hertogen af, waar
die nog bestond, wijl zij de eenheid van het geheel verstoorde, en stelde over
iedere landstreek een Graaf, die het grootste regterlijke ambt, alsmede de be-
zorging van het krijgswezen had, terwijl de Bisschop de kerkelijke aangelegen-
heden bestuurde. De Graven waren mannen van gewigt, doch ladden geene
erfelijke inagt, en werden door den Koning aangesteld. En opdat zij niet, ver-
wijderd van gijne wakende oogen, misbruik van hnnne magt zouden können
maken, stelde hij over eenige landstreken te zamen Zendgraven, steeds eenen
wereldlijken en eenen geestelijken bij elkander. Deze moesten ïondreizen en
overal onderzoek doen of alles volgens regt en billijkheid gesehiedde, Zij Melden
landdagen in ieder Zendgraafschap, en ieder mögt zijne klagten bij hen inbrengen.
Den Keizer zelven moesten zij regelmatig naanwkeurige berigten indienen. Zoo
waren zij de eigenlijke* helpers des Keizers in zijne alles omvattende en door-
dringende bedrijvigheid. Met hnnne hulp rigtte hij den blik naar alle zijden,
beschermde, regelde en verbeterde Mj, en liet echter iedere zaak zieh naar haar
eigen aard ontwikkelen.
Deze grootsche inrigting was Karel’s eigen schepping; helaas, zij ging onder
zijne zwakke opvolgers weder verloren.
Karel zorgde steeds voor eene onpartijdige regtsbedeeling. Voor de verbete-
ring van het lot der ware armen zorgde Mj als een vader, maar vadzige, rond-
trekkende bedelaars werden op zijn last met geweld tot arbeiden genoodzaakt.
Dit was de grondslag van alle armenverpleging, die Karel de Groote reeds voor
ruim dnizend jaren aangenomen en wettehjk ingevoerd heeft. Gelijk in zoo veêl
was Mj ook Merin zijnen tijd verre voornit. Waarheen wij ons ook wenden,
overal was zijn ordenende geest werkzaam. Hij regelde den handel, de maten en
gewigten, doch zijne dagen waren nog niet geschikt voor de toepassiog der later
waar bevondene regelen van staathmshondkunde. Dat de landbonw onder zijne
regering met renzenschreden vooruitging is aan de wijze voorschriften te danken,
door hem in zijne Capitularía nedergelegd, die nog de bewondering der laatste
nakomelingschap zullen wegdragen. Indien zijne opvolgers ook hierin in smans
voetstappen getreden waren, voor welk eene zee van jammeren zöude Europa
bewaard gebleven zijn. De Keizer zelf toch, zijn huisgezin en de onder zijn
oog vertoevende Grooten, gaven het voorbeeld van den meesten eenvoud bij de
grootste bedrijvigheid in landbouw en nijvere kunsten.
Om de barbaarschheid te verdrijven, verzamelde hij rondom zieh, zelfs uit
vreemde landen, de geleerdste mannen van zijnen tijd, b v. Alcuin uit Engeland,
en leerde persoonlijk gaarne en met ondergeschiktheid van hen, terwijl
bij, gelijk wij boven reeds zagen, waar Mj slechts kon, scbolen oprigtte, het
eerst bij kerken en kloosters, daar zelfs de geestelijkheid nog zeer onkundig
was. Persoonlijk oefende zieh de grjjze krijger zelf, zoo veel hem slechts moge-
lijk was, om de gebrekkige opleiding, die hij in zijne jeugd genoten had,
eenigzins te vergoeden, in lezen, schrijven en al wat de beschaving van den geest
en de nitbreiding zijner kennis bevorderlijk kon zijn.
Wij vermeldden Alcuin als door Karel met dat doel uit Engeland ontboden,
maar behalve dezen moet ook Winfried of Bonifacios genoemd wprden, de Apostel
van noordelijk Duitschland, die onder Karel’s vader en grootvader het Christendom
ondér Friezen, Hessen, Saksers en Beijeren gepredikt, en alzoo de latere
nogingen van Karel zeer in de hand gewerkt had. Op Alcuin’s aandrang spaarde
de Keizer kosten noch moeite om de belangrijkste boeken, in de beroemde boe-
kerij van York voorhanden, te laten afschrijven; nadat Alcuin vele jaren Karel
ter zijde had gestaan in alle zaken van kunst en wetenschap, stelde Mj hem in
796 aan het hoofd der zoo belangrijke school te Tours. Ook in Parijs had Alcuin,
op Karel’s last, de gronden gelegd voor de Hoogeschool, die later als
Universiteit van Frankrijk zoo beroemd geworden is, dat duizenden, ook uit het
tegenwoordig Nederland, daarheen togen, om wijsheid op te doen.
Angilbert of Engelbert, een man van zeldzame geestesgaven, was ook een
vertrouwde van Karel. Hij bekleedde eenen geruimen tijd het ambt van diens
geheimschrijver; later gaf hij hem als eersten Raad zijnen zoon Pepijn jnede naar
Italie. Ook als Missus of Zendgraaf zond hij hem naar die gewesten, waartoe
steeds de kundigsten gekozen werden. Terwijl Engelbert tevens een bekwaam