
 
		waardigheid moest  aannemen.  Hij ontving van  dé Romeinén den eed  van  trouw,  
 en  op  het Kersfeest  van  1046  kroonde  hij  Koning  Hendrik  en  gemalin  met  do  
 Keizerlijke  kroon. 
 Van  dezen  Paus  Clemens  I I ,  die  met de  grondbeginsélen  van  Hendrik  over  
 de  wederinvoering  van  eene  strengere  kerkelijke  tucht  geheel  overeenstemde,  
 maakte  de Keizer  dadelijk  gebruik  om  handen  aan  het werk  te  slaan.  Op  eene  
 in  Januarij  1Ó47  in  tegenwoordigheid  des  Keizers  gehoudene  kerkvergadering  
 werd- de  vloek  der kerk  over  iedere  verkoop  eéner kerkelijke waardigheid  of wij-  
 ding  nitgesproken.  En  toen  de Keizer  daarop  dadelijk  naar  Duitschland  terug-  
 gekeerd  was,  verzamelde  hij  er  de  Bissehoppen  des  Rijks  en  sprak  hun  in  
 dezer  voege  toe: 
 « Met  droefenis  spreek  ik  tot U,  Gij  die  aan  het  hoofd  der Kerk van Christus  
 staat.  Toen  Hij  zijne  Apostelen  ter  verlossing  door  de  geheele wereld  zond,  
 beval hij  him,  om  niet  te  geven  wat  zij  om  niet  öntvangen hadden.  Doch  Gij,  
 door  gierigheid  en  hebzucht  bedorven,  zijt  vervioekt,  dewijl  Gij  daarvoor  geeft  
 en  neemt.  Ook mijn  vader,  voor wiens  ziel  ik  zeer  bezprgd  ben,  heeft  in  zijn  
 leven  te  veel  aan  de  doemwaardige hebzucht  toegegeven.  Wie  uwer  dan  zieh op  
 dusdanige wijzé  bevlekt heeft ,  moet  volgens  het' voorschrift  der kerkelijké wetten  
 van  zijn  kerkelijk  ambt Ontzet  worden;  want  het  blijkt  dbidelijk,'dat door  deze  
 zonde  veel  eilende,  hongersnöod,  dood  en  oorlogr,  over  de  iberischen  gekomen  
 is.//  —  De  Bisschöppen  versehrikten  zeer  en  sméekten  deb  Keizer  deemoedig  
 om  genade,  en  hij  schonk  hun  die,  terwijl  hij  zeide:  //Gáat  en  gebruikt  dat,  
 wat  ge  längs  onregtvaardige  wegen  verkregén  bebt,  ten  goede.  Bidt  voor  de  
 ziel mijns  vaders,  die  met  U  gelijke  zonde  bedreef,  opdat  hij  genade  bij  God  
 verwerve.//  Hierop  gaf hij  eene wet  voor  het  geheele  Rijk,  dat  geene geestehjke  
 waardigheid  voor  eenigen  prijs  zoude  vertagen'kunnen  worden;  de overtreding  
 van  dit  gebod  zonde met  het  verlies  der waardigheid  en  den vloek  der  kerk  gestraft  
 worden,  en  de Keizer  zwoer  zelf:  // Bveif-’ als  God  irrij  de Rijkskroon  om  
 niet,  uit  enkele  genade,  geschonkén  heeft,  zoo wil ik ook  alles, wat Zijne dienst  
 betreft,  om  niet  geven.//  En  dit  woord  heeft  bij  trouw  gehouden,  gelijk  hij  
 ook  vroeger  reeds  zuiver  en  zonder  eenigen  blaam  in  deze  zaken  te werk was  
 gegaan. 
 Met  behulp  van  Duitsche  Pausen  van  ernstigen  en  deugdzamen  aard wilde  
 hij  het  aangevangen  werk  verder  uitvoeren.  Als  Clemens  II  reeds  na  verloop  
 van  een jaar  overleed  en  zijn  opvolger  Damasus I I , vroeger Bisschop vanBrixen,  
 wien  Hendrik  aangewezen  had,  eveneens  reeds  weinige  dagen  na zijne aankomst  
 te Rome  gestorven  was,  wees  hij,  op  het  verlangen  der Romeinen,  den  derden  
 Paus  van Duitsehen  stam  aan  in  den. Bisschop  Bruno  van  Toul,  zijn nabestaan-  
 de,  die  reeds  ten  tijde  van  het ; leven  van  Koenraad  veel invloed  aan het Keizerlijke; 
  Hof  had  gehad  en  onberispelijk  was  van  hart  en  wandel,  gelijk  hij  ook  
 door geregtigheid  en werkzaamheid  algemeen  geacht- was.  Bruno  aarzelde  lang  
 en  nam  de  Pauselijke  waardigheid  alleen  aan  onder  beding,  dat  de  Roomsche  
 Geestelijkheid  en  het  volk'hem  onvoorwaardelijk  hunne  toestemming  zouden  
 geven.  Hij  ging  te  voet,  in  pelgrimsgewaad,  naar  Rome,  en  eerst  nadat  de  
 algemeene  goedkeuring  hem  ten  deel  gevallen was,  besteeg  hij  als  Leo  IX  den  
 Pauselijken  stoel. 
 Het  is  niet  te  ontkennen,  dat  in  dit  beroép  op  eene  vrije  keuze  te  Rome  de  
 invloed  van  den man  werkzaam  was,  die  het  tot  zijn  levensdoel  gemaakt  had,  
 om  de  Pausebjke  waardigheid  van  allen  wereldschen  invloed,  zelfs  dien  des  
 Keizers,  vrij  te maken,  te weten  van  den Geestelijke  Hildebrand,  van wien bo-  
 ven  reeds  melding  gemaakt  is ,  die met Gregorius  naar  Duitschland  gekomen  
 was,  zieh  ook  door Koning  Hendrik  had  doen  achten,  en  thans met Bruno  van  
 Toul,  die  hem  zijn  geheele  verlrouwen  sehonk,  naar  Italie  terugkeerde.  ,  De  
 nieuwe  Paus  verhief hem  tot  Subdiaconus  der Roomsche  kerk ,  en  hij  werd  van  
 nu  af aan  als  de  ziel  der  verordeningen  van  dezen  Paus,  gelijk  ook  van  zijne  
 opvolgers,  tot hij  zijn  tijd  gekomen  zag,  en  zelf  den  stoel  van  Petrus  beklom.  
 Leo  IX  heeft  zijne  geheele  zevenjarige  regering  besteed,  en  wel  met  Duitsehen  
 ernst,  aan  de  verbetering  der  kerk,  en  dat met  zulken  onvermoeiden  ijver,  dat  
 bij  oñder  de  eerwaardigste Pausen  geteld möet  worden.  De  herstelling  der  ze-  
 delijke  reinheid  bij  de  Geestelijken  en  de  uitroeijing  der  Simonie  waren  zijn  
 oogmerk,  en  hij  heeft  veel belangrijks  te weeg  gebragt.  Niet  door  deoreten,  
 die  van  Rome  uitgingen, maar  door  persoonlijke  tegenwoordigheid en bewerking  
 wilde  hij  het  betere  daarstellen,  en  dit  is  ook  de  weg  voor  den  degelijken  
 piensch.  Geene  bezwaren  van  verre  reizen,  zoo  min  in  den  wihter  als  zomer, 
 27*.