slechts niet in den strijd met de zonde ontaardde en zieh aan haar onderwierp !»
Hendrik’s , ongenoemde Levensbeschrijv&r jzegt : «Wanneer hij dén blik zijner
oogfen ,óp demands aängezigt vestigde, doorzagihiji.de bewegingen zijner?, ziel en
bespeurde hij . gelijk men gewodmisite jzeggen., met dé oogen ven den' lijnks, of
zulk éen persoón haat of liefde jegens hem?in ihet harte droeg. Zijn iblik onder
vreemden veroorzaakte oritzag, doch onder de zijnen was hij minzaam en liefe-
lijk. Zijn heerlijk uiterlijk had hem als tot.ibeheeracher.der meñschen gevormd. //
Daarbijcwas «afjmigemoed, wanneer: hèt;niet door drift,i toorn en wraak ont-
vlamd was g tot zæhtheid en groofmoedighdd ôiérheliénde. Aan zijne vijànden
schonk hij dikwérf al te ligtzinnig vergiffenigi
Dodechin, een hem dikwerf zeér vijandige! Schrijver, zegt van hem : «Ove-
rjgens was hij t om. alles van hem..te zeggen, zoer medelijdeud. Z.elfs moorde-
naars, die het bpnzijn leven toelegdén , ddch > gegrepen , :hun voarnemeu behenden
, liet hij enges traft Weder in vrijhëid stellen. 'Ook niet weinige Morsten', die hem
veel kwaäd hàdden gedaan eh zijne' Waardigheid Veracht háddén,? verkregën,
zóodra zij zieh veíootmoedigden , zijne vergeving. Daárbij was hij zëer wéldadig
jegens de-armen —? maar ,Ongelukkig verhiardde ? hij zieh hardnekkig tégen den
bah der kerk.® ;-?- Het gejammer deri vele armen, die hij goed ¡gedaan had ,
werd, zeer, tot zijne eér, zooweite Iiiik Us rts-; Spiers'bij zijne lijkkisf gehbord.
Dat hem dapperheid in, hèt igevaar I èn - volhárding in zijnen; strijd tegen ihet
noodlot niet ontbroken hebben,, bewijzen de 63 veldslagen; diehijin zijn leven
geleverdheefb, ¡alsmede zjjn strijdl tegen GrCgorius.-Even zoo antbrak aan zijnen
geèst geene , scherpzinnigheid in de àangelégenbeden: dés: lévense s Wahnper de
raad der Vorsten verzameld was », hoordé hij; std de ; verschilfende gevoelens ; aan,
en wanneer de meeningeii verschilden, hakte hij snel den knoop door, gelijk zijn
Lëvensbéschrijver zegt, » als ware hem het geheim der wijsheid toevertrouwd.»
Het pleit in het algemeen voor zijne ongewone gecstesgaven en de edelc trekken
in zijn karakter,, dat. vele der meest onbesprbkene .en der degelijkstè mannen
met onwnkbarc stand vast,ighcid zijne zijde hebben géhouden,'zonder door eigenbelang
té worden gedreven, ja dikwerf tot hun eigen groot nadeel . zoo als b. v.
de Bisschoppen Uemar van Bremen , Udo van Triér; Benno van Osnabrug , de
groote Dièderik van Verdun, Burchard van Bazel , Otbert van lu ik , en eindelijk
de heilige Otto:van Bamberg, benevens verscheidene wereldlijke Grooten, waar-
onder wij slebhts alleen Ulrich ¡van; Ooshéim en Bberhard van Nellenburg willen
noemen. : , . ? ; H
Doch ook, hoe zeer werden dë vOortreffclijkste èigenschappen van zijn karakter
weder doör groote gebreken bevlekt! In zijne jeugd aan alle teugelloosheid der
driften overgegevén , ■ wist hij ook deze in rijpere jarën niet te beheersehen ; zijne
begeeiten moeitem gestild,- zijne Insten bevredigd worden. Wanneer zijn trotsche
zin-opgewekt Wafc ,• kende zijn toóm geene grenzen. Daarbij kon hij echter ook
traag en langzaam zijn, wanneer geen nood of een driftig verlangen hem aan-
spoorden. De slechtste trek in zijn geheele wezen is echter gebrek aan waarheid.
De eeuwigdufende, strijl inet sluwe,- ondeugendo tegenstanders had hem gewend,
om: de middelen ter bereiking van zijn-doel niet volgens hare deugdeiijkheid af
te meten ; hij gebruikte'niet zelden list en bedrog, vooral om maar spoedig uit
eene oogenblikkelijke-verlegenheid te geräken, en daarom vervolgde hem ook het
wantrouwen gedurende zijn geheele leven,
En zoo komen wij tot het bdsluit, dat do ware Vorstengrootheid,, strénghëid
van zeden, zieleadel en zelfbeheersching falstnede de waárheidsliefde , aan Keizer
Hendrik ontbraken ; 'Waii daar dan ook , dat hij tot aan zijn dood een spelbal
van het-noodlot gebleven is (I). ■ ,
In körte trekken doorliepen wij'-de mjftìg jaren der ïegëring van eénen Vorst,
onder wiens gebied ook hetméeréndeel van Nederland behoorde en die het, gelijk
wij gezien hebben, ook. onderscheidene-malen-heeft bedoöht.:,
Gaan wij thans over tot de beschrijving der inunten van Hendrik IV, voor
zoo verre zij binnen de grenzen van- het tegefiwoordig Nederland geslagen zijn
geworden. : '• sh M t o f l :
Wenden wij ons het eerkt-.naair'Eriesldndi : ■
Hier heerschte, als leenmatr des -Koizers,' de- Saks Egbert I I , doch het is
waarschijnlijk dat het ’s Keizerg bëeWtënik'Ssy die Op de munten ,. door hem
geslagen, Voorkomt. ¡
(1 ) Zie vo o ral k o h l e a u s c h , m eermalen d o o r o n s aa.ngels.aald,.h i. 1 9 1— :t3G , wiëp wij
voor e en deel g e v o lg d z ijn .