d. i. Agne Dei, qui tollis peccata mundi miserere nobis ; of : Lam Gods, dat
de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer.
Op de kz. ziet men een in bloemen eindigend kruis diet den Hollandschen
leeuw in het hart; tusschen de beenen twee arenden en éven zoo vele leeuwen.
Omschrift :
^ # p s ■ v i r g in • # p s • p è oR • # p s • iiRPepKnn.
d. i. Christus ovenoint, Christus regeert, Christus beveelt.
Tot dus verre was het dubbele gouden lam, van ’s Yorsten zoon, den Hollandschen
Graaf Floris V, -de oudste bekende gouden munt van Holland. Wij
deelden haar onder N° 1 mede op PI. I ll onzer Munten der Graafschappen
Holland en Zeeland, enz., Haarlem 1858.
Toevoegsel bij bl. 66.
A u d u l p t js . In den Jaargang 1855 der Revue de la Numismatique Française wordt dit
muntje toegeschreven aan eenen Muntraeester Audulfus, die het zotide hebben vervaardigd
in eene plaats genaamd Frisia, gelegen in een oord van noordelijk Frankrijk, waar nog een
dorp tusschen de Seine en de grenzen van België, in het Departement van de Somme, den
naam van Frise draagt. De Heeren p i l l o n en c a r t i e r (de .vader) zeggen aldaar op
pag. 400, 401 dat de legenden moeten gelezen worden:
Audulfus Frisia -
en - Yicturia Audulfo M.
(dit laatste voor Monetario). Het Victuria A. Monetario is buitengewoon, doch kan aan-
genomen worden als eene herinneri/ng van eene overwinning, die door den Muntmeester , een
aanzienlijk man, het zij kort te.voren, het zij vroeger, behaald was.
Mr. j . d ir k s die ook, met ons, groot belang in dit muntje stelt, meldde ons dat hij
noch bij p e r t z , noch bij anderen, eenen Audulfus dux o f rex heeft kunnen vinden. Ook
dat de Bollandisten op Odulphus d. d. 12 Junij niets geven. Noch van Audulfus, noch
van Frisia treffen wij eenige melding aan in ‘de Numismatique Mérovingienne, comparée a
la Géogra/phie de Grégoire de Tours van den Heer d e p o n t o n d ’a m é c o u r t , Paris 1864.
OPGAVE, WAAR DE BESCHRIJVING DER MfflVTEN, 0P DE
PLATEN AFGEBEELD, TE VINDEN IS.
Bladz.
Pl. X, N?. 1 S . i t . " .............................5
2 . 7
3, 4, 5 . . . . . 8
6, 7, 8 .............................9
9 , 1 0 ................................10
1 1 11
12, 13 ...........................12
14, 15, 16 . . . . 13
17, 18 . . . . . 14
Pl. II, N°. 19, 2 0 ...........................15
2 1 16
22, 23 17
24, 25 18
2 6 ......................................19
2 7 ..................................... 20
28, 29 22
30, 3 1 ...........................23
32, 83 . . . . . 24
Bladz.
Pl. I I I , EP. 37 . . . . 26,
1 . . . . . 27
2 28
3—7 . . . . 29
8—11 . . . 30
Pl. m en IV, N°. 12—19 . . . 31
Pl. IV , N°. 20, 21 . . . 32
22, 23 . . . 33
24—27 . . . 84
28—30 . . . 35
31, 82 . . . 36
38, 34 . . . 39
Pl. IV en V, N°. 85—37 . . . 40
Pl. V, N°; 88—42 . . . 41
43—46 . . . 42
47 . . . . 48
48—50 . . . 44
51—54 . . . 45
55, 56