
 
		met  den  Rijksappel  op' het  kruis-ín  de  eene ’en  een  leliescheptei  in  de  andere’  
 hand.  Na  een  kruisje  ziet  men  in  den  rand  sleobts  dei  letters-  
 GS,  waarschijnlijk  van  GSS75R. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  in  bolletjes eihdigend, gelijkbeenig kruis.  Tusschen  
 de  beenen  ziet  men  het  woord 
 25 VS 
 zijnde het begin van ave beata crm (çijt gegroet, gezegend kruis)  ofiets dergelijks. 
 In  den  rand  Staat : 
 f l   rs  NVM(25GS)N  t  
 zijnde  de  middeleeuwsche  naam  der  stad Nijmegen  (in  nog  vroegere  eeuwen 
 Noviomagum  geheeten),  welks  toenmalige ’Burggraaf den  denier,  die  0,8  w. 
 weegt,  zal hebben  laten  verviiardigen.  Do  typo  cior  mnnt  verbiedt  ons  toch  aan  
 eene  stedelijke  Nijmeegsche  munt  te: denken. 
 N°  2  is  een  halve  denier,  geheel  en ¿1  van  den  zelfden  Stempel en  voorzien  
 met  de  zelfde  opschriften  als  de  geheele. 
 Z.  weegt  0,4 w.  en  bevindt  zich-in het Munt-enPenningkabinet der .Leidsehe  
 Hoogeschool ;  als  geschenk  van  den  Heer  aónrasnojm,  Geneesheer,  vroeger  te  
 Beekbergen,  thans  te  BemmeL  Ben  aantal van.deze  stukjes  werden  ten  jare  
 1860  in  de nabijheid  van Beekbergen  (op  de Veluwé),  te  zamen met eenige van  
 gelijktijdige Bisschoppen van Utrecht en Graven van Gèlre gevonden. Het waren dan  
 ook  deze verschillendè  muntjes,  doch  alíe  blijkbaar uit dezeh zelfden tijd ’, die;ons  
 de  zedelijke overtuiging gaven, dat de  door  ons  zoo  even  beschrevene  aân de regering  
 van  Keizer - Frederik  moeten  toegekend  worden. 
 N°  3 was  door  ons  vroeger  in  onze Munten  der  Graven  en  Hertögen  van Gelderland  
 onder  de munten  der Graven opgenomën geworden.  Later zijn wij echter  
 op  het  denkbeeid  gekömen  dat  het  eene  Keizèrlijke  munt  en  wel  uit  den  tijd  
 van  Frederik  II  zoude  künnen  zijn  en  het  is  daarom  dat wij  ze  hier  wederom  
 mededeelen.  De  vz.  vertoont  onsi  een  Vorstelijk  beeid,  doch  thans  ten  halven  
 lijve.en met een  langen  schepter  in  de  regterhand;  voór  het  lijf,  in  perpendiculaire  
 rigting,  ziet  men  drie  mispel(i?)bloemen  of  stérretjes  (?)•■  Is  het de  af-  
 beelding  van  den Keizer  of wel van den Nijmeegschen Burggraaf? Waren op N° 1  
 de  twee  letters  GS  van  het  omschrift  zigtbaar,  thans  ziet  men  alteen  eene 
 G 
 waarschijnlijk  weder’ de  eerste  van  -GSSAR  of  CASSAR. 
 Op  de  kz-,  ziet men  de  afbeelding-van  een  kasteel,  hoedanig mede  voorkomt  
 op  de  door  ons  afgebeelde  deniers  van  Graaf Gerard  III  van  Gelre.  Zie  boven  
 aangehaalde  Munten,  enz. 
 Na  Frederik’s  dood  meen de  Paus  Innocentius  IV  dat  het  hem  zonder  veel  
 moeite  zoude  gelukken  zieh, van  diens  Italiaansche  bezittingen,  met  name  van  
 Napels en  Sicilië,  ten -koste ,van  Frederik’s  zoon en erfgenaam Koenraad, meester  
 te maken  en  ze  bij.  den  Kerkelijken  Staat  in  te  lijven.  Koenraad,  die  als  door'  
 een  wonder ontkwam  aan  eenen  verraderlijken  Pauselijken  aanslag  op  zijn  leven  
 in  Duitschland,  begaf zieh  naar  Italie.  De Koningrijken  werden moedig  verde-  
 digd,  vooral  door Koenraad’s  jongeren  breeder Manfred.  De  uit Lyon  in  Italie  
 teruggekeerde  Paus  kon  liet,  wegens  de  hem  vijandige  gezindheid  der  ingeze-  
 tenen  van  Rome ,  eerst  na  geruimen. tijd  gelukken  zieh  van  die  stad meester  te  
 makeni  en  zieh  daarop  met  zijne  geheele  magt  naar Napeís  te  wenden,  welk  
 Rijk hij  dan  ook  gedurende  eenigen  tijd  in  zijne magt  hield,  met verguizing der  
 regten  van  de  kinderen. van. Frederik. 
 Het  gelukte Manfred  echter later;  in vereeniging met zijnen breeder Koenraad,  
 de  Panselijké froepen  uit: zijn  Rijk  te  verjagen ,  zoodat hij in den herfst van 1253  
 zieh weder  in;het volle  bezit  van  zijn  erflahd Apulië  bevond.  Nu wendde  Innocentius  
 ,  in  zijnen  haat tegen  de  Hohenstaufen,  het  over eenen anderen boeg, en  
 bood ,de  kroonen  ,van-Napels :en  Sicilië  aan  buitenlandsche Vorsten  aan,  doch  
 men. wilde  ze.niet  aahnemen.  . 
 Na Koenraad  IV/s  dood  (op  26jarigen  oiiderdom,  ten  jare  1254),  die slechts  
 een  ongelukkig  tweejàrig  kind ,  door  de  Italianen  Konradijn  genoemd,  naliet,  
 maakte -de  Paus -zieh wederom meester  van Napels  en  Sicilië-,  doch  ook  voor  de  
 tweede  maal  werd  hij  èr  door Manfred,  aan  het  hoofd  zijner  getrouwen  en  van  
 Saraceensche  hulpbenden,  uit  verjaagd.  Innocentius  overleefde  zulks  niet  lang.  
 Hij  oveiteed'iii  1254  op  deri  3 December, juist den vierden verjaardag des doods  
 van  Keizer  Prederik  II,  dien  hij, ;benevens  diens  kropstJ:,zoo  bitter  vervolgd  
 had,  en  werd  te  Napels  in  de  hoofdkerk  in  eene  prächtige  tombe  begraven. 
 44