zond herhaalde malen vertrouwde en aanzienlijke mannen naar hem toe en liet
hem vermanen om hem niet zoo te bedroeven en zieh zelven, bij de wereld in
minachting te brengen; doch het antwoord van den zOqu was:. // dat hij met
een in den ban gedanen niet langer te doen wilde hebben:.» :
Pans Paschalis was over dezen stap des jongen Konings zeer verheugd, ont-
ving diens gezanten met bereidwilligheid, ontsloeg hem van den zijnen vader
gedanen eed, ajsmede van den ban der kerk, waarin hij uit hoofde van zijn
vader verkeerde, en gaf hem zijnen ^apostolischen zegen. Nu begaf Koning Hendrik
zieh ook naar Saksen, en het gelukte hem, met de hulp van den Aartsbisschop
Ruthard van Mentz, het meerendeel der Säksische Grooten en Bis-
schoppen voor zieh te winnen.- Op eene synode te Nordhausen verscheen hij
met gehuichelden ootmoed, in armoedige kleeding, zwoer met vele tranen en
onder aanroeping der hemelsehe heirscharen, dat hij niet; uit heerschzucht zieh
de regering aanmatigde, maar zieh gaarne aan zijnen vader en Keizer onderwer-
pen wilde, wanneer deze zieh met de kerk verzoende; en zijne gehuichelde tranen
deden hem bijval bij de menigte vinden, die niet in het hartziet. Daarop reisde
hij verder in het Rijk rond (of hij bij.diegelegenheidzich.óiokim Nederland heeft
opgehouden vermelden de Geschiedschrijvers niet)., verwierf vrienden en rustte
zieh tot den krijg toe; even zoo deed de Keizer; de heillooze oorlog tusschen bloedr
verwanten begon op nieuw. Vader en zoon stonden dikwerf tegensver elkander;
mam- de Vorsten schuwden nog steeds het bloedvergieten in eene zoo hatelijke
zaak; eindelijk zoude men een onderhond beproeven, toen, vader en zoon bij
Koblentz aan de beide zijden van den Moezel tegenover elkander ¡ atonden. De
zoon trok de rivier over nam zijn ouden vader. Toen deze hem aanschouwde,
overweldigden liefde en verdriet hem zoozeer, dat hij voor zijn zoon nederviel
en in de woorden uitbrak: »Mijn zoon, wanneer ik door God wegens mijne
zonden gestraft moet worden, bevlek gij dan toch uwen naam en uwe waardigheid
niet, want er is geen goddelijk gebod dat beveelt, dat een zoon regier zij
over de schuld zijns vaders.» Hierop wierp zieh de zoon voor den vader ter
aarde, bad met tranen om vergeving en beloofde gehoorzaamheid, wanneer deze
zieh slechts met den Pauselijken stoel verzoenen wilde. Toen hij den vader tot
alles bereid zag, sloeg hij hem voor met hem naar Mentz te gaan, om met de
Vorsten en den Pauselijken Legaat te onderhandelen ; zij zouden inmiddels ieder
hun leger tot op 300 mannen afdanken. Beide zaken nam de Keizer aan, dankte
zijn leger af en vertrok met zijn zoon. In Bingen hielden zij het laatste nacht-
verblijf te zamen en bragten den nacht in vertrouwelijke gesprekken, omarmin-
gen en liefdesverzekeringen door. Maar in dezen zelfden nacht ontving de jonge
Hendrik de tijding, dat vele zijner vrienden uit Zwaben en Beijeren te Mentz
aangekomen waren, en deed nu huichelend aan zijnen vader het vOorstel, om
hem alleen naar Mentz-te laten vooruitreizen en zieh zelven naar het nàburige
kasteel Beckelheim, niet verre van Kreuznach, te begeven ; als reden daarvoor
gaf hij op, dat de Aartsbisschop Ruthard weigerde om den onder den ban lig-
genden Keizer bij zieh te ontvangen. Hendrik bespeurde thans de trouweloos-
heid zijns zoons, en zeide waarschuwend : » Mijn zoon, heden zij God getuige
en regter der gesprekken en beloften tusschen ons.» Doch de zoon zwoer ten
derden male met de plegtigste verzekeringen, dat zijn eigen 'hoofd in ieder ge-
vaar voor dat zijns vaders borg zoude zijn. Zoo trok dan de Koning het kasteel
binnen; maar naauwelijks bevond hij zieh met drie die hem vergezelden
daarin, of de deuren ;sloten. zieh achter hem. Hij was de gevangene zijns zóons f
die zieh nu naar Mentz, naar zijne aanhangers spoedde, en Bisschop Gebhard van
Spiers, een sluw en eergierig mensch, tot zijns vaders bewaker achterliet. Hendrik
werd smadelijk en hard behandeld ; men liet hem dikwijls gebrek aan voedsel
lijden, onthield hem het bad, het scheren van den baard, zelfs op het Kersfeest
van 1105 het gebruik dçs Avondmaals. Eindelijk bedreigde mèn den beang-
stigden met den dood, wanneer hij de Rijkskleinodiën niet overleverde. Ook
dit, deed hij; kroon, schepter, kruis en lans, welke op het naburige kasteel
Hammerstein bewaard werden , moesten op zijn bevel worden overgegèven. Nu
zoude hij ook nog tot het doen van afstand van zijne waardighçid genoodzaakt
worden, en dewijl men, wanneer hij näar Mentz gebragt werd, voor een oproer
der burgers vreesde, gingen de vergaderde Vorstén naar de Keizefíijke Paltz
Ingelheim en lieten den Keizer ook derwaarts komen.. Hier stond hij als een
misdadiger tegenover zijn zoon en de Vorsten; op nieuw werd hij, onder be-
dreiging des doods, aangezet om dadelijk afstand van de regering te doen.
Schreijende. en - knielende smeekte hij dat men hem den tijd zoude vergunnen,