staan. In latere eeuwen komen de muntteekens in plaats van de namen der
Mnntmeesters op de geldstukken voor.
Weegt 1,3 w. ; is indertijd in Friesland gevonden en bevindt zieh in de
Verzameling van den Heer bloembergen sANies te, Leeuwarden.
Indertijd door ons geteekend . en later afgebeeld en uitgegeven door Mr.
j. d ir k s in de Revue de la Numismatique Relge.
Om dit in het voorbijgaan mede te deelen. Wij schrijven de aanwezigheid
van zoo vele Erankische tiers de sol d’or uit onderscheidene tijdvakken toe aan
den voordeeligen koophandel, dien de oude Friezen met de Franken voerden.
Het schijnt toch dat bij de handelsoperatiën de Friezen meer uit- dan invoerden
(vooral voerden zij wol en missohien ook vee uit) ; iets waardoor hun numerair
toevloeide. Zie ook dirks , de Koophandel der Friezen, in de werken van het
Provinciaal Utrechtsch Genootschap uitgegeven, boven aangehaald.
Op de Supplementplaat X X I, N° 6 , geven wij een tweede, later gevonden,
exemplaar dezer muntsoort, wegende mede l-,3 w.
Het is ons gebleken dat het muntje tot de stad Saintes behoort. Zie ponton
d’amecourt , Essai sur la Numismatique Mérovingienne, comparée à la Géographie
de Grégoire de Tours, Paris 1864, page 153. Hij kende echter den Muntmeester
Fledito niet te Santonas.
,N° 27 is een tiers de sol, weder van betere, doeh nog steeds ruwe, bewerking.
Op de vz. ziet men een regts gekeerd borstbeeld met veel te groot oog en
oor. Het niet duidelijke omschrift moet waarschijnlijk gelezen worden :
MVNVDETS • OA
Op de kz. vertoont zieh een gelijkbeenig, gevoet kruis, hebbende aan de bovenste
zijde eene letter R vastgehecht, waarschijnlijk om daardoor de XP van
het woord Christus aan te duiden. Aan de beide zij den. van het benedendeel
des kruises ziet men ter zijde de letters A en C.
Het omschrift is ter linker zijde van het kruisje, dat zieh boven aan de munt
vertoont:
MVCHO
ter regter zijde is het, ten gevolge van minder juiste stempeling (door onjuiste
plaatsing van den Stempel op het schijfje metaal, iets wat bij hêt hameren zoo
dikwerf plaats had) onduidelijk. Wij lezen :
. ALSE (?) S.
(Niet duidelijker is eene afbeelding in de Monétaires Mérovingiens, Pl. 9 , N° 4.)
Weegt 1,25 w.; werd in 1844 te Eck en Wiel in Gelderland gevonden en
bevindt zieh in onze Verzameling In de Monétaires Mérovingiens wil men het
aan Autun toekennen.
Wij weten niet hoedanig wij den triens moeten beschrijven, dien wij ôp de
Supplementplaat XX, onder N° 7., afbeelden.
Op de vz. ziet men eene figuur, die het monogram van Christus zal moeten
voorstellen. Het omschrift is :
PAVLI. . . V N I. . I I .
Op de andere zijde staat een kruis, aan welks bovenzijde de Grieksche letter
P gehecht is. Van het omschrift kunnen wij alleen onderscheiden :
DAVII.... VVE
Het deed ons leed dat wij dit muntje alleen naar afdrukken in lak konden
laten afbeelden en wel door de goedhçid van deszelfs vroegeren bezitter, den
Heer l . h . e b e r s o n te Arnhem. Het was aan de overzijde van Wageningen
indertijd gevonden.
Hoogst belangrijk is het muntje dat wij op de zelfde Plaat onder N° 8 afbeelden.
Op de vz. ziet men een profil barbare met het omschrift :
CHAGOBARDOX.
Op de kz. vertoont zieh een gelijkbeenig, gevoet kruis en het omschrift, naar
’t schijnt:
CODARIVAI.
G. weegt 1,1 w. Wij zochten te vergeefs naar opheldering van beide namen
in het boven vermelde jongste werk over de Merovingische munten, gerangschikt
volgens de Geographie van Gregorius van Tours.
Aangezien het muntje, waarvan wij de teekening aan onzen vriend Jhr.
j . e . h . HooPT v a n 1DDEKINGE; te Eelde bij Assen verschuldigd zijn, indertijd
in de Provincie Groningen gevonden is en van vader tot zoon overgaande zieh
thans in ’t bezit bevindt van Ds. j . p. t h i e n s a b r e s c h te Zandeweer, gissen
wij dat Chagobardox een Fränkisch opperhoofd uit het noorden geweest is.