tegenstander, nademaal het hem gelukte zijne partij in Saksen te doen toene-
men, Koning Herman met de Bissehoppen van Maagdenburg ,en Halberstadt
tot de vlugt naar de Deenen te noodzaken, ja , onder het jubelgeroep des volks,
dat hem zoo lang als zijn doodvijand beschouwd had, zijn intogt binnen Maagdenburg
te doen; doch naauwelijks had hij Saksen weder verlaten, of zijne te-
genstanders keerden terug en bragten met hulp van Markgraaf Egbert Weder
een groot deel des lands in hunne magt. Inmiddels moest Hendrik in Zuid-
Duitschland tegen Hertog Welf strijden, en verloor hij ook in 1086 bij Bleichfeld
in Frankenland een veldslag tegen dezen, Dat aanhoudende dobberen
van zijn leven tusschen winnen en verliezen, tusschen zege en nederlaag, her-
haalde zieh onophoudelijk.
Ook de dood van Paus Gregorius had voor hem geene beslissende uitkomst
ten gevolge, want diens partij erkende zijnen Paus Clemens toch niet, maar
verkoos tegenover dezen eerst den Abt Desiderius van Monte Casino, en na diens
kort daarop gevolgd overlijden zijnen hevigen tegenstander, den Bisschop Otto
van Ostia, die als Paus Urbanus II weldra eenen duurzamen naam in de ge-
schiedenis verwierf door zijne oproeping tot den eersten kruistogt. Tegen Hen-.
drik zwaaide hij den banbliksem der kerk even zeer als zijn groote voorganger.
In 1087 putte Hendrik nieuwe hoop, doordien zijn tegenstander Herman van
Luxemburg afstand van de regering deed.
Door de ijverzucht van dén Markgraaf Egbert, die zelf naar de kroon stond
en ten gevolge daarvan door Hendrik van zijne uitgestrekte leengoederen in
Friesland vervallen werd verklaard, had Herman ook in Saksen alle regerings-
kracht verloren, en verdrietig, niet langer de speelbal der partijen willende
zijn, deed hij afstand van de Koninklijke waardigheid, verzoende zieh met
Hendrik, verkreeg zijne goederen in Lotharingen terug en nam naar deze de
wijk. In het volgende jaar sneuvelde hij daar in eenen strijd. In dat zelfde
jaar 1088 verliet ook Hendrik’s onverzoenlijkste vijand, Bisschop Bucco of
Burchard van Halberstadt door den dood dit ondermaansèhe. Het uiteinde van
dezen man, die in dertien veldslagen persoonlijk tegen Hendrik gestreden had,
is-een sprekend beeid van den toestand dier tijden. De eergierige en woeste
Markgraaf Egbert meende dat hij hem benadeeld' had, en gelijk dan in dat
zieden der driften in een oogenblik uit vrienden vijanden lconden ontstaan, zoo
deed ook Egbert, al veroverende, eenen invai in het Stift Halberstadt. Burchard
bad om een stilstand van wapenen en verwierf dien ook tot aan Palmzondag,
waarop men tot een vergelijk in de stad Goslar zoude trachten te gerakèn. Egbert
ging vroeger daarheen en hitste de burgers, die reeds tegen den Bisschop, als
den driftigen aanstoker van den steeds weder herlevenden oorlog, gestemd waren,
nog meer op. Burchard kwam en de onderhandelingen zouden daags daarUa beginnen.
Des nachts grepen de burgers naar de wapenen, versloegen eerst Graaf
Wolfer, die met de leenmannen des Bisschops zieh tegen hen te weer stelde,
en drongen tegen het paleis van den laatsten aan. Burchard fin schrik opgestaan,
treedt aan het venster en strekt, tot teeken dat hij zieh overgeeft, de armen
uit, maar men hoorde niet naar hem. Hij sloot zieh hierop binnen een zeer
sterk vertrek van den bürg, doch de bestormers beklommen het dak, braken
de zoldering der kamer weg, wierpen hout en steenen op den weerloozen, en
eindelijk doorboorde een hem met zijn speer. De Bisschop wilde dezen zelf
weder uittrekken, doch de steel brak en het ijzer bleef steken. Inmiddels hadden
zijne leenmannen zieh weder verzameld en wierpen vuur in de stad, zoodat
de burgers, om hunne huizen te redden, zieh van daar spoedden. Zoo werd de
gewonde Bisschop uit hunne handen gered en in het klooster Useburg gebragt,
waar hij den volgenden dag overleed.
Doch zelfs nu kwam Saksen niet tot rast; de ongedurige Markgraaf Egbert
woedde nog te vuur en te zwaard totdat het noodlot ook hem trof. In eenen
twist met Markgraaf Hendrik, zoon van Otto van Nordheim, verloor hij in 1090
een slag en dwaalde daarna als vlugteling rond. -Toen hij te Eisenbüttel, niet
verre van Brunswijk, in eenen afgelegen molen de wijk had genomen, werd
hij daar overvallen en gedood. Met hem sneuvelde Hendrik’s laatste vijand in
Saksen en nam de Säksische oorlog een einde,. die bijna zonder ophouderi zeventien
jaren geduurd had. De aanzienlijken waren thans met Hendrik verzoend en het
volk verlangde naar rast en vrede.
Er scheen een rustpunt in het leven, van Hendrik gekomen te zijn ; ook zijn
eigen gemoed was kalmer geworden ; wanneer de stormen van buiten eenmaal
ophielden, zoude de bittere ondervinding zijns levens nog vruchten des vredes
35