Deze barbaarsche daad bragt geheel Duitschland in beweging èn verwette
de hevigste gramschap bij den Koning. De Saksische Vorsten betuigden hunne
onschuld aan het misdrijf, bestraften de voornaamste schuldigen en boden alle
mogelijke genoegdoening aan; doch Hendrik hield zieh van het.nakomen der
overige vredesvoorwaarden jegena de Saksers ontslagen, en spande alle krachten
in om de Zuid-Duitsche Vorsten, alsmede die aan den Rijn, onder de wapenen
te brengen. Het gelukte hem. Rudolf van Zwaben achtte zieh voorbijgegaan
door de Saksers, die te Gerstungen alleen met Hendrik onderhandeid hadden;
Welf van Beijeren moest de partij des Konings houden, opdat deze niet ge-
dwongen zoude worden de vredesvoorwaarden na te komen èn Beijeren weder
aan Otto van Nordheim te geven. Zoo verbonden de omstandigheden eenigen
aan den Koning, anderen weder won hij door bewilligingen, weder anderen door
beloften ; hij was door het ongeluk wijzer geworden en behandelde de mensohen
met meer voorzigtigheid en beleid. Toen hij de veranderde stemming bespenrde,
iiet hij door zijn geheele Rijk eene heirvaart tegen de Saksers afkondigen, en
bepaalde Breitenbacb aan de Fulda tot verzamelplaats op den 8 Junij 1075. Br
kwam een zoo talrijk en wel toegerust leger bijeen, als men in langen tijd in
Duitschland niet gezien had; zelfs de Lotharingers (waaronder een groot deel
der Nederlanders behoorde) en Bohemers hadden voortreffelijke benden voet- en
paardevolk gezonden. Door oorlogsmoed bij den aanblik van dit voortreffelijke
leger vervuld, brak Hendrik weldra op, trok over de Werra en stieb op den
13 Junij op de Saksers aan de Unstrut, niet verre van Langesalza. Het was
middag; de zon brandde zeer sterk; om van den ingespannen marsch uit te
rusten, werd het leger opgeslagen, en de Koning zelf wierp zieh vermoeid in
zijne tent op ’t bed. Daarop trad zoo spoedig mogelijk Hertog Rudolf binnen
m,et bet berigt , dat de Saksers zieh in hun leger zorgeloos aan spei en drink-
gelagen overgaven, en vermaande den Koning om ze op het oogenblik aan te
vallen. Dadelijk sprong Hendrik op, rangschikte zijn leger en voer<je het tot
den aanval. De verraste Saksers, die hem nog verre waanden, grepen in ver-
warring naar de wapenen ; hunne moed was niet verzwakt. Hunne ruiterij ver-
zamelde zieh bij het klooster Hohenburg onder den dapperen Otto van Nordheim
tot eene vreesaanjagende wigge, en joeg met dusdanig gewqld op de Zwaben
in, die volgens hun voorregt de voorhoede uitmaakten, dat zij aan het zwichten
geraakten en slechts door Hertog Welf met zijne Beijersohen tegengehouden
werden. Men werd handgemeen, waarbij de körte zwaarden der Saksers, waar-
van ieder ruiter er twee of drie bij zieh droeg, een groot bloedbad onder de
vijanden aanrigtten; vooral vielen vele Edelen en aanvoerders aan de zijde van
Hendrik; b. v. de Markgraaf Ernst van Oostenrijk, die zoo dapper tegen de
Hongaren gestreden had, zoo ook twee zonen van den Graaf van Nellenburg,
die Raad des Konings was, Graaf Engelbert en vele .Edeleg uit.Beijeren en
Zwaben. »Het sterke harnas van Hertog Rudolf was alleen zijn behoud. Overal
waar.het gevaar het grootst was, bliksemde het zwaard van Otto van Nordheim
aân het hoofd eener uitgelezene bende, en alleen de overmagt was in staat hem
de zege te ontrukken. Er ijlden boden naar Koning Hendrik om ondersteu-
ning, dewijl Zwaben en- Beijeren aan ’t wankelen geraakten ; hierop kwamen
de Franken; daarna rukten de Lotharingers (waaronder dus ook Nederlanders)
en Bohemers aan en ten laatste de Koning met de achterhoede, die uit eene
uitgelezene bende Frankenlanders bestond. De vermoeide Saksers konden zulke
aanvallen van steeds nieuwe benden niet weêrstaan; zij weken; Hertog Otto’s
stem vermaande te vergeefs tot hernieuwden strijd; de vlugt werd algemeen en
over verscheidene mijlen strekte zieh de bloedige vervolging uit. Bijzonder
woedden de Bohemers, die het Saksische leger bestormden, onder het voetvolk;
8000 Saksers bedekten het uitgestrekte slagveld, maar ook 5000 Koninklijken
waren gevallen, en onder deze meer Edelen dan aan de zijde der Saksers. Hendrik’s
wraak was vreeselijk; hij verwoestte Saksen te vuur en te zwaard tot aan
Halberstadt en Maagdenburg; en nademaal hij zijn leger, uit gebrek aan voe-
dingsmiddelen, moest terugvoeren, schreef hij tegen den tijd na den oogst, te
weten in October, een nieuwen heirvaart tegen de Saksers uit. Al hunne ge-
zantschappen om vrede vermogten niets bij hem; hij eischte onbepaalde onder-
werping. Maar de Hertogen uit Zuid-Duitschland kwamen in den herfst niet;
zij wilden het Saksische volk niet geheel laten vernietigen. Desniettegenstaande
bragt Hendrik, bijzonder met de hulp van Hertog Gozelo van Lotharingen (ge-
maal der bekende Gravin Mechteld of Mathilde), een groot leger bijeen en rukte
naar Thüringen. Er begonnen nieuwe onderhandelingen, nademaal de Bisschoppen
'32*