
 
		Gngetwijfeld  behoort  Innocentius  IV  onder  de  Pausen,  die,  al  zij bet niet längs  
 de  door  het  Evangelie  aangewezene  wegen,  het  meest  hebben  toegebragt  tot  
 verheffing  der  wereldlijke  magt  der  Pausen.  Op. dit  ééne  punt  had  hij  steeds  
 alle  zijne  gedachten  gevestigd. 
 Doch  wenden  wij  thans  weder  onze  oogen  naar  Duitschland. 
 Wij  hebben  gezien  dat  de  20jarige Willem  van Holland,  na  tot  Ridder  ge-  
 slagen  te  zijn  (1),  te  Aken  plegtig  tot  Roomsch-Koning  gekroond was  geworden. 
   Niet  lang  daarna  vertrok  de  wettige  Koning ,  ’s Keizers  Frederik’s  zoon ,  
 ■Koenraad  IV,  naar  Italie.  Hierdoor  zoude  het  Konmgschap;  van. Willem  van  
 Holland,  indien  er  zieh  slechts  eenige  kracht  in  vertoond  had,  vele kans  tot  
 slagen hebben  gehad.  Doch  Willem  was  en  bleef,  niettegenstaande  zijne  uit-  
 muntende  hoedanigheden,  . een  schaduw-Koning,  zonder  voldoende  huismagt  
 (d.  i.  eigene  troepen),  gelijk  de Duitschers  het  noemen,  om  de. reeds  onafhan-  
 kelijk  gewordene  Vorsten  eenig  ontzag  voor  hem  in  te  boezemen;  hij  zag  zieh  
 zelfs  genoodzaakt  om  ten  behoeve  zijner  erkenning,  ja  zelfs  van  zijn  levenson-  
 dërhoud,  regten,  leenen  en  gunsten  des  Rijks  meer  en meer  te vervreemden,  
 zoodat  de  geschiedenis  zijner  regering  grootendeels  slechts -uit handelingen  ter  
 verkleining  der Keizerlijke magt  bestaat.  Wat Nederland betreft,  vermelden wij  
 hier  alleen,  dat  de  Roomsch-Koning  in  1248  de Keizerlijke  bezittihg  van  den  
 Burg  van  Nijmegen  uit  geldgebrek  in  leen  gaf aan  zijnen  neef Otto ,  Graaf van  
 Gebe,  en  zulks  niet  alleen  in  de  mannelijke,  maar  ook  in  de  vrouwelijke  lijnl  
 Het  is  dan  ook  van  dien  tijd  af dat  de Geldersche Vorsten  binnen Nijmegen  
 gemunt  hebben,  welke  geldstukjes  wij  hebben  afgebeeld  in  onia:Munten  der  
 Graven  en  Hertögen  van  Gelderland.  v  •  1 
 Inmiddels-had  Willem  zieh  door  eene  verbinding  met  het  Huis  der Welfen  
 eenen  steun  trachten  te  verschaffen.  Hij  trad  namelijk op  den  28  Januarij 1252 
 (1)  Zie  den.Regel  van  de  Ridjtalijke  otde,  hein; 'bij-cfie  gelegenhaid  vooigesjeld. door  
 de  Deutsche Vorsten  in  de  Rijksvergadering  te Realen,  bij  v a n   m i e b i s ,   Ciarteríoek,  I ,   
 243,  244.  Bij  de  plegtige  verhefßng  van  Willem  tot  Ridder,  te Keulen,  was,  onder  
 anderen,  Otto,  Bissohop  van  Utrecht,  tegenwoordig.  Zie  aliaar. 
 te  Brunswijk  in  het  huwelijk  met  Elisabeth,  dochter  van  Hertog  Otto,  welke  
 verbindtenis  met  groote  pracht  gevièrd  werd;  doch  in  den  huwelijksnacht  ge-  
 raakte  door  onvoorzigtigheid  het  uit  stroo  gevlochten  vloerkleed in  de Vorstelijke  
 slaapkamer  in  brand  en  deelden  de  vlammen zieh weldra aan het geheele gebouw  
 mede.  Ware  de  jonggehuwde  vrouw  niet  goed met  de  bijzondere  deelen daarvan  
 bekend  geweest,.  zouden  de  jeugdige  echtelingen  op  jammerlijke  wijze  omgeko-  
 men  zijn.  Doch Willem’3  kroon..ging  bij  deze  noodlottige  gebeurtenis  verloren. 
 Doox  ¡deze Verbindtenis waren wel  eenige Vorsten  op  de hand van Willem van  
 Holland  gekomen;,  die  hem nu  als  Roomsch-Koning  erkenden,  doch  de  Aarts-  
 bisschoppen  en  Bisschoppen  aan  den Rijn,  die hem  tot  zijne waardigheid verhe-  
 ven  hadden,  werden  hem weldra moede,  dewijl hij  met  zijn  hofstoet  en  krijgs-  
 gevolg  hoofdzakelijk  in  hunne  landen en ten  hunnen koste leefde.  Zoo geschiedde  
 het,  dat  de Aartsbisschop Gerhard  van Mentz  geheel met  hem-brak,  dat Arnold  
 van  Trier  een  aantal  zijner  onderhoorigen  bij  Koblentz  liet  verslaan  en  in  den  
 Rijn  werpen,  en  dat Koenraad  van Keulen  zelfs,  zoo  als  geloofwaardige  getui-  
 gen  verhalen,  te  Nuis  het  gebouw,  waarin  de Koning woonde,  in  brand  liet  
 steken.  Zijn  ontzag  daalde  zoozeer,  dat,.toen hij  te  Utrecht  in  het  portaal  der  
 Maria-kerk  gezeten  was,  er met  een  steen  naar hem  geworpen werd,  zonder dat  
 men  pogingen  deed  om  den  dader  uit  te.vinden  en  te  straffen; .verder,  dat  de  
 Roofridder  Herman van Rietberg  de Koningin  op  hare reis naar Trifels bij Edesheim  
 ,  in  de  nabijheid  van Landau,  gevangen  nam,  van  hare  kleinodien  beroof-  
 de,  en  naar  zijnen  Burg  Rietberg vervoerde.  Eerst  na drie weken werd  zij door  
 Hertog  Lodewijk  van  Beijeren,  alsmede  door  de  burgers  van Worms,  Oppenheim  
 en  Mentz  bevrijd, 
 ■Eindelijk  bemoeide  Willem  zieh  opk  met de  oneenigheden  over  de  érfopvol-  
 ging  in Viaanderen,  en  deze wikkelden  hem weder in. twisten met de Friezen, die  
 hem  in  den Vlaamschen  krijg  wel  dapper  bijgestaan  hadden,  maar  zieh niet ver-  
 pligt  rekenden  hem  op  krijgstogten  naar  afgelegene  landen  te  vergezellen;  ook  
 niet  om  tienden  en  schattingen  to  betalen.  Zij  meenden  zieh,  even  als  hunne  
 voorouders  reeds  ten  tijde  van Tacitus,  veilig  binnen  hunne  läge  en  moerassige  
 landen.  In  den  winter  van  1255—56  waagde Willem  eenen  togt tegen  hen in 
 . . .   44*