
 
		en  het  Bisdom  met  vele  voorregten  beschonken.  -Hier  zoude  de  laatste  rust-  
 plaats  der  Köningen  uit  zijn  geslacht  zijn. 
 Na alzoo  in  groote  trekken  het  leven  van dezen Duitsch-Nederiandséhen Vorst  
 gesohetst  te hebben,  gaan  wij  thans  over tot de beschrijving der weinige munten,  
 die  ons  van  hem  zijn  overgebleven,  althans  tot  dus  verre  slechts  bekend  zijn  
 geworden.  Het  zijn  alle  denariën  of zilveren  penningen,  de  eeaige  muntsoort,  
 naar  het  schijnt,  uit  de  I I e  eeuw  in  Duitschland  in  gebruik  geweest.;  ; 
 N°  1,  de  beroemde  denarius  van  Friesland,  heeft  op  de  vz.  ’s Keizers hoofd,  
 met  den  diadeem  vlak  van  voren  te  zien,  binnen  een’  parelcirkel,  om welken  
 het  omschrift: 
 ►1«  CQNRffiD  IMPEX  
 Het  verkorte IMPE  voor  Imperator  wijst.ons  op  den  tijd,  nadat  Koenraad  ten  
 jare  1027  als  Keizer  gekroond  was  geworden. 
 Op  de kz.  staat  een  door  vier  bolletjes gecantonneerd Karolingisch  kruis  binnen  
 een’  parelcirkel.  Omschrift: 
 *   FRESONI25 
 d.  i.,  ook  blijkens  deze  munt,  de  naam  van Frisia  of Friesland in de I I eeeuw,  
 een  naam  ons  reeds  uit  Tacitus  ,bekend,  want .de  Romeinen ; zijn  dikwerflin  
 aanraking  geweest  met  de  overoude- Frisii,  toCn  reeds  een  magtigen  volkstam.  
 Zeer  dikwijls  streden  de  Romeinen  met  de  Priezen,  vooral  underAprontas,  
 doch  hebben  ze  nimmer  geheel  op  den  duur  ten onder kunnen brengen,  hoewel  
 ze  er  eenige  vestigingen  gestieht  hadden. 
 Na  de  verzwakking  van  het  Rorneinsche  Rijk  hernamen  de  Priezen  van  het  
 tegenwoordige  Priesland  langzamerhand  hunne  onafhankelijkheid,  en hebben die  
 geruimen  tijd,  met;afwisselend  geluk,  ook  tegen  de-Pranken  verdedigd.  Zie  
 boyen  bl.  58  en rvolgg. 
 Oorspronkelijk bepaalde zieh, naar het schijnt, tijdens de Romemen.de naam-van  
 Friesland meerendeeis  tot  de  kustlanden,  in latere tijdeüihepaaldelijk tot die¡ksust-  
 landen,  gelegen tnsschen het riviertje deKinhem,laterfteZaan.gepqemd, oudtijds  
 de  grensscheiding  tusschen  het  dusgenaamde West-Eiiesland  en  Kennemerland  
 (Kinheimerland)  en  de,Eems.  Het werdi in,t¡wefl,groQteiideelei)!  verdeeld,, waar-  
 van  het  weetelijke,  dat  zieh,  van-  de mondep. der Atoïitot, aam-het Flie .(rneer- 
 Flevo,  later  Almere,  thans  de,Zuiderzee  geheeten)  uitstrekte, en West-Friesland  
 genoemd  werd,  en  het  oostelijke  deel  van  het  Plie  tot  aan  de Wezer,  dat men  
 Oost-Friesland  noemde,  - 
 De  laatste  staat ; werd  in  drie  deelen  verdeeld:  van  het  Plie  tet aan  de Lau-  
 wers of Lauwerzee of Groningerdiep,  het tegenwoordige Priesland;  van de Lauwprs  
 tot  aan  de  Eems,  de  tegenwoordige  Provincie  Groningen; -en  van  de Eems  tot  
 aan-de Wezer,  het  tegenwoordige  Oost-Friesland,  Kniphausen,  Varel,  alsmede  
 het  noordelijke  deel  van  Oldenburg  en Butjadingerland  (1).  Er  zijn  er  die  aan-  
 nemen  dat  Priesland  reeds  bij  Oostende  (het  oostelijke  einde  van Viaanderen)  
 eenen  aanvang  nam.  Dit was ook  het  gevoelen  van  smallegange ; zie zijne kaart  
 van  861. 
 Het  thans  Nederlandsche  Friesland  werd  in  het  Fränkische  tijdperk  in  drie  
 deelen  verdeeld,. welke  ieder  drie  gouwen  bevatteden. 
 In  het  deel  tussoben  de Eems  en  de Lauwers  had men  Hunsmgo,' Fivilgo,  
 Humsterland  en Middagsterland;  in  dat  tusschen  de Lauwers  en  het Flie:  Oos-  
 tergo  en Westergo;  tusschen  het  Flie  en  de Maas  en van daar oostwaarts: Texel  
 en  Wieringen  of West-Friesland,  Kennemerland,  Maasland,  Rijnland,  Lek  en  
 IJssel,  Germepi  en  Niftarlake  (2). 
 De belangrijkste  gouw  was Niftarlake,  aangezien  hare  hoofdstad  de  groote  en  
 belangrijke stad Utrecht was,  welke men  in  zekeren  zin  onder de Fränkische Köningen  
 als  de  hoofdstad  van  geheel  Friesland  kan  beschouwen.  Het is  dus  zeer  
 waarschijnlijk  dat  onze  tegenwoordige  denarius  daar  geslagen  zal  zijn  (3), de  
 meer  daar  sedert  lang  eene  munt  binnen  de muren  van  Utrecht  gevonden werd  
 en  de  stad met  geheel Friesland door Karel  den  Grooten overwonnen  en  aan het  
 Duitsche  Rijk  gehecht  was  geworden,  welks  Vorsten  de  verschillende  gouwen 
 (1)  Zie  wiaeda,  Ostfriesische  Geschichte,  I ,   93,  en  van  doobninok  de  Frisiae  terminis, 
   op  onderscheidene  plaatsen. 
 (3)  Zie’van  den  BEitGH,  Middelnederlandsche  Geographie,  bl.  139. 
 (3)  Wij  waren  vroeger  van  meening  dat  deze  munt  te  Nijmegen  of  te Tiel zoude hebben  
 kunnen  vervaardigd  zijn,  doch  deze  plaatsen  behoorden  in  de  11«  eeuw  tot  Frankenland  
 en  men  hon  daar  dus  den  naam  van  Fresonia  niet  op  de  mnnt  plaatsen. 
 25*