
 
		bevelschrift«uit,  om  aan  den  Rijn,  die  door  verschiUende  daargestelde  werken,  
 vooral  te  Stekede  'of  Zwammerdam,  een  aantal  landstreken  telkens,  tot  over-  
 groote  schade  der ingezetenen,  met  zware  overstroomingen  teisterde,  door  hot  
 opruimen  dier werken,  weder  eenen  vrijen  uitloop  in  zee  te verschaffen.  Als ge-  
 tuigen  bij  het  uitvaardigen  van  dit  Keizerlijk  bevelschrift  (dat,  onder  anderen,  
 in  het  Ckarterloek  van  van mieris,  I ,   108,  gevonden  wordt)  komen,  onder  
 meerderen,  voor Hendrik  de Fries, Meinard,  Graaf van Nijmegen, en een aantal  
 andere  Nederlanders  van  aanzien. 
 Reeds  in  April  van  1164  was  Paus  Victor  overleden,  en  deze  gelegenheid  
 had  de Keizer  gaarne willen  aangrijpen om  den geestelijken  en wereldlijken vrede  
 te  herstellen  door  de  erkenning  van  Alexander,  hoewel  hij  dezen  niet  genegen  
 was,  maar  de  haat  van  aanzjenlijke  Duitsche  en  Italiaansche  Geestelijken  was  
 oorzaak  dat  twee  dagen  na Victor’s  dood weder  een  tegen-Paus: gekozen  werd,  
 die  den  naam  van  Paschalis  III  aannam,  en  Frederik  zag zieh, half gedwongen,  
 genoodzaakt  deze  keuze  goed  te  keuren.  De  schranderheid  en  het  goed  beleid  
 .van  Paus Alexander  waren  echter  oorzaak  dat  hij  zijnen  tegenstander  zoo  zeer  
 de  loef afstak,  dat  het  volk  van  Rome  hem  binnenhaalde, waarop  hij  alles-voor-  
 bereidde  tot  eenen  geweldigen  tegenstand  tegen  den  Keizer,  die,  ten .gevolge  
 van  onlusten  in  Duitschland,  eerst  in  November  1166  zijnen  vierden  togt  naar  
 Italie  ondernemen  kon  (1). 
 De krijgshaftige Aartsbisschoppen Reinoud van Keulen en Christiaan van Mentz  
 waren met  een  deel  des  legers  vooruitgetogen.  Toen  Frederik  aankwam  begon  
 men  met  het  beleg  van Ancona,  waarin  zieh,  behalve  eene  Lombardische,  ook  
 eene Grieksche  bezetting  bevond.  Doch  in  den  rug  des  Keizers  dreigde hem een  
 nieuw  gevaar.  Er kwam  een  bondgenootschap  tusschen  de  uit  hunne  stad  ver-  
 drevene Milanezen  en, Bergamo  tot  stand.  Op  den  27  April 1167,  nadat Milaan  
 vijf jaren woest  gelegen  had,  werden  de  jubelende  Milanezen  uit  hunne  burgt-  
 vlekken  in  den  omtrek,  waarin  zij  op  ’s Keizers  bevel  hadden  moeten  wonen, 
 (1)  Alvorens  dezen  togt  te  ondernemen  had  Frederik  door  een  bevelschrift  de  twisten  
 tusschen  den  Bisschop  van  Utrecht  en  den  Graaf  van  Holland  over  een  deel  van  het  -toen  
 geheeten  Oostfriesland  bijgelegd  (zie  v.  miebis,  I ,   110). 
 naar Milaan  teruggevoerd,  en met ongeloofelijke inspanning herbouwden zij, met  
 behulp  hunner  landgenooten,  eerst  hunne  muren  en  daarna  hunne  woningen.  
 Het  verbond  bestond  thans  uit  de  veertien  steden:  Milaan,  Venetie,  Verona,  
 Vicenza,  Padua,  Treviso,  Ferrara,  Brescia,  Bergamo,  Piacenza,  Parma,  Modena  
 en  Bologna ;  ook  het  den  Keizer  tot  dus  verre  toegedane  Lodi werd  door  
 de wapenen  genoodzaakt  er  zieh  bij  te  voegen.  Slechts  Pavia  bleef  den  Keizer  
 onwankelbaar  getrouw.  Nadat  de Vorst met Ancona,  dat  eene  aanzienlijke  som  
 gelds  betaalde,  vrede  gemaakt  had,  trok  hij  tegen  Rome  op.  Den  24  Junij  
 werd  de  hoofdstad  van Leo  bestormd,  maar  eene  Romeinsche  bende  verdedigde  
 de  Pieterskerk  met  groote  hardnekkigheid;  toen  deze eindelijk in brand geraakte  
 gaf  de  bezetting  zieh  over.  Frederik werd,  met  zijne  gemalin,  nogmaals  door  
 Paus  Paschalis  gekroond. 
 Doch  een  vreesselijke  pest,  die  daarna  in  het  Keizerlijke  leger  uitbrak,  deed  
 de  zaken  van • Frederik  een  kwaden  keer  nemen.  Nadat  duizenden,  waaronder  
 vele  aanzienlijken,  onder  anderen  de  Bisschop  van Luik,  bezweken waren,  trok  
 de Keizer met  het  overschot  van  zijn leger eerst naar Pavia, waar hij zieh eenigen  
 tijd ophield,  en  daarna,  als  een  vlugteling,  naar Duitschland  terug.  Zulks  had  
 in Maart  1168  door  Savoye  en  Bourgondie  plaats.  In  Italie waren  hem  slechts  
 de  stad  Pavia  en  de  Hertog  van Montferrat  getrouw  gebleven.  ’s Keizers  vijan-  
 den  legden  hierop,  in  eene  reeds  door  de  natuur  versterkte  streek,  de  sterke  
 vesting Alexandria  aan,  naar  den  naam  van  Frederik’s  vijand,  Paus Alexander,  
 die  zieh  echter  nog  altijd  buiten  het  door  de  Keizerlijken  bezette Rome moest  
 ophouden.  Toen  Paus  Paschalis  in  1168  overleed,  kozen  deze,  met Frederik’s  
 toestemming,  den  tegen-Paus  Calixtus  III. 
 Na  zijn  terugkeer  in  Duitschland,  ten  jare  1168,  bleef  de  Keizer  er  meer  
 dan  zes  jaren  achtereen  verwijlen,  terwijl  hij  er  bijna  tien,  met. slechts  korte  
 tusschenpoozen  van  terugkeer,  bijna  geheel  aan  de  belangen  van  Italie  gewijd  
 had.  Die  langdurige  afwezigheid was  voor  Duitschland  noodlottig  geweest;  de  
 oude  veeten  en  de  neiging  om  zieh  zelven  regt  te  verschaffen  waren  weder  te  
 voorschijn  gekomen.  Om  van  Zuid-Duitschland  te  zwijgen,  vermelden wij  alleen  
 dat in Westphalen  de Bisschop  van Munster  (onder wiens gebied  een aanzienlijk  
 deel  van Nederland  behoorde),  de Bisschoppen van Minden, Paderborn en Graaf