maatregelen van‘ den ervaren raadsman Meginar, dien hij met hem zond.
In 795 huwde Lodewijk Irmengard, dochter van den Hertog Ingoram, die
hem, nog bij ’t leven des grootvaders Karel, drie zonen schonk, Lotharius,
Pepijn en- Lodewijk.
De Aquitaansohe Koning zorgde goed voor de opvoeding zijner geestelijkheid
en voor eene juiste bediening des regts. Met de Arabieren in Spanje oorloogde
hij in de marca Hispanica, doch met afwisselend geluk. Zoo veroverde hij in
803 Barcelona, in 805 Navarre, ma'ar in 808 belegerde hij te vergeefsTortosa,
en leed op den terugtogt eene nederlaag. Van 809—812 moest hij een stilstand
van wapenen in acht nemen, en in laatstgenoemd jaar sloot hij een duurza-
men vrede.
Deze jaren waren de roemvolste zijner regering. In eenen kleineren kring,
en in de kracht der jeugd wist hij veer goeds daar te stellen, wat hij later in
grooteren kring niet meer vermögt.
Nadat zijne beide oudere broeders overleden waren, verviel de aanstaande
troonsopvolging op hem. Daarom riep Karel hem in 813 naar Aken en liet
hem zieh zelf de Keizerskroon op het hoofd plaatsen. Niet lang was Lodewijk
weder in Aquitanie, of in Februarij 814 kwam de tijding van zijns vaders
overlijden tot hem, en trok hij in dertig dagen, zeer snel, wanneer men
de middelen van gemeenschap uit dien tijd in aanmerking neemt, weder
naar Aken.
In de toen volgende beslissende dagen bleek het duidelijk wat er voertaan
van Lodewijk te wachten was. Indien er iets van den grooten geest zijns vaders
in hem overgegaan wäre, den zoude hij, al mögt hij in sommige opzig-
ten anders denken, toch'het grootsche denkbeeid van vasthouden-aan de een-
heid des Rijks, met alle kracht ook als het zijne hebben aangenomen en daardoor
de Keizerlijke waardigheid hebben gehandhaafd. En daartoe stonden hem uiterst
bekwame mannen, eene erfenis zijns vaders, ter hand, vooral de ervarene
Adelhard, door Karel tot Abt van Corbie in Frankrijk verheven; en Wala, een
uitstekend krijgs- en staatsman. Hij was door Karel tot oppersten Graaf in
Saksen aangesteld.
Wanneer Lodewijk deze twee groote jnannen aan zieh verbonden had, die uit
eerbied voor den uitersten wil van hunnen meester hem, den zwakken zoon,
huldigden , terwijl zij liever het llijk hadden zien overgaan op den krachtigen
neef Bernhard, die Koning van Italie was.
Doch Lodewijk mistrouwde de brave raadslieden zijns vaders, luisterende naar
de inblazingen zijner gemahn Irmengard, die meende dat zij op de hand van
Bernhard waren, en dit was de oorzaak van tallooze rampen.
In den beginne, zoo lang nog het geheel van Karel’s inrigtingen in stand bleef
en het Keizerlijk aanzien nog voortwerkte, ging alles tamelijk goed, ja ontwik-
kelde Lodewijk meer bedrijvigheid dan men had mögen verwachten. Tegen
Augustus 814 schreef hij te Aken een grooten Rijksdag uit en zond vertrouwde
mannen naar alle deelen des Rijks om derzelver toestaud te onderzoeken. En
als deze hem berigt gaven van vele onderdrukkingen door Graven en Leemnan-
nen, zoo stelde hij daarop dadelijk orde en nam maatregelen voor de toekomst.
Gelijk zijn vader ontving ook hij buitenlandsche gezantschappen en zond er
ook zelf. Dit alles gaf aanzien aan de Keizerlijke magt. Ook zijne handelwijs
jegens de Saksers deed hem de liefde van dit deel zijns Rijks winnen.
In 816 ontving Lodewijk den nieuwen Paus' Stephanus IV, Leo’s opvolger,
te gast in zijn Rijk , gelijk ook zijn vader bezoeken van Pausen ontvangen had.
Met Leo III was er sedert Lodewijk, zonder diens medewerking, de Keizerlijke
kroon' van zijn "vader ontvangen had, eenige spanning ontstaan. Stephanus liet
echter dadelijk na zijne troonsbestijging het Romeinsche volk den eed van trouw
aan den Keizer zweren, en vaardigde tevens een bevel uit, dat de keuze van
een. Paus in ’t vervolg slechts in eene vergadering van Geestelijken, den Senaat
en het volk van Rome, doch de wijding des gekozenen slechts in de tegenwoor-
digheid der Keizerlijke gezanten zoude geschieden; dadelijk hierop spoedde hij
zieh naar den Keizer.
Zeer verblijd door de welwülendheid des Pausen, liet Lodewijk hem door
geestelijke en wereldlijke rijksambtenaren inhalen en reed hem ; toen hij Reims
naderde, duizend schreden verre te gemoet, boog zieh driemaal voor hem neder
en groette hem met de woorden: // Geloofd zij hij, die komt in den naam des
Heeren.» Vroeger was het anders geweest. Paus Stephanus III boog zieh voor
Pepijn; L§o omarpide Karel den, Grooten; thans zag Stephanus IV Keizer
18'