
 
		veldtogten,  ten  jare  1041,  voor  zijue  hoofdstad  Piaag  daemoedig  qm  vrede.  te  
 smeken,  de  achterstallige  sehatting, te  betalen  en  in  het  volgende, jaar in persoon  
 te  Regensburg  als  een  smeekeling  te  verschijnen  en  den  vroegeron: leeneed  af  
 te  leggen  (1). 
 Even  zoo  ging  het  in  Hongarije,  welk  land  tot  dus  verre  van Duifsehland  
 onafhankelijk  geweest was.  Hier was Koning  Petrus,  zusterszoon  van  den  heiligen  
 Stephanus,  grondvester  des  Christendoms  in  Hongarije,  door  zijn  opm  
 Samuel Aba  verjaagd  geworden.  Ook  hij  zocht  bescherming  bij  Hendrik,,  en  
 als  deze hem  aan  Aba  niet wilde  overleveren,  vielen  de Hongaren  ten; jare 1042  
 verwoestend  in  Oostenrijk.  Tot  straf  ontnam  Hendrik  hem  eerst  het  land  tus-  
 schen  den  Kalenberg  en  de  Leitha.  Zij  moesten  dit  afstaan  en  daarenboven  
 eene  jaarlijksche  sehatting  belooven.  Van  dien  tijd  af  is  de  Leitha  tot  op  den  
 huidigen  dag  de  grensrivier  tussehen  Duitsehland  en  Hongarije  gebleyen. 
 Toen  Koning  Samuel  in  1044  nieuwe  aanleiding  tot  oorlog  gaf,  drong Hendrik  
 ,  na  eenen  gelukkigen  veldslag  aan  de  Raab,  tot  aan  de  hoofdstad. Stuhl-  
 weissenburg  door,  en  plaatste Koning Petrus weder op den troon van Hongarije.  
 In  het  volgende  jaar,  1045,  kwam  deze  persoonlijk  naar Regensburg,  deed aan  
 Koning Hendrik  afstand  van  zijn  Rijk  en  liet  er  zieh  door hem  mede  beleenen,  
 waarna  hij  hem  den  eed  van  trouw  zwoer.  Zoo  kwam  op  nieuw  een  naburig  
 land,  was  het  dan  ook  slechts  voor  een  körten  tijd,,  in  de  af hankelijkheid van  
 het  Duitsche  Rijk. 
 In  Augustus  1046  vinden  wij  den  Roomsoh-Koning  (eerst  op  Kersmis  van  
 dit  jaar  werd  hem  te Rome,  gelijk wij  later zien  zullen,  de Keizerlijke kroon op  
 het  hoofd  gezet)  te  Spiers,  waar hij,  onder anderen,  aan  den Utrechtschen Bis-  
 schop  Bemoldus  alle  Keizerlijke  regten  van  toi,  munt,  enz.  te  Deventer  ten  
 behoeve  van  zijn  Sticht afstond.  Wij  deelden  den  giftbrief mede  in onze Mrnten  
 der  Bisschoppen,  van  cte  HeerlijJcheid  en  de  Stad  Utrecht,  bl,  23  en  24. 
 Het  blijkt  dat  de Keizer  ook  in  het  zelfde jaar 1046 zieh in het tegenwoordige 
 (1)  Zie  kohi,rausch ,  Bildnisse  der  Deutschen  Könige  und Kaiser von Karl dem Grossen, 
   enz.,  Hamburg  1844,  bl.  181  en  volgg.,  door  ons  meermalen  in  dezen  tekst  ge-  
 bezigd. 
 Nederland  heeft  ppgehoudeu,  en  wel  ten  gevolge  van  de  aanhoudende  twisten  
 tussehen den Utrccht^cheii Bisschop  liPrxijdf inet den. Hpllnndsohen Craaf Dirk IV.  
 Deze ¡laatstp.  verz(;ttc  zieh  steeds  tegen  de  iuiniiiatigingen  des  Bisschops  op we-  
 reldlijk  gebie^,,.  Het opkompnde, Dordrecht, rnnbij  .het, opde Erankische  kpsteel  
 Meriwido,  of Mjerwede.,  was  den,Bisschop  steejis  een  doorp^in  het  oog.  , 
 Ten  jare  1046  dan  bragt Bissehop  Bernulf,  door Koning Hendrik III  onder-  
 steund,  het hms.Merwede met,het  landsphap  waarin  het;gejegen  was,  benqvens  
 ie   stroom  de Merwe,  onder  zijn  gewelfl.  Toen  echter, de Roomsch-Koning naar  
 Opper-Üuitsehlaud  teruggetrokken  was,  nam  Uraaf  Dirk  het  hem  afgenomene  
 weder  terug,  gn  trok,  alles  verwoestende, op Utrecht aan, verder, zieh met Graaf  
 Boudewijn  van  Viaanderen  verbonden  hebbende,  tastte  hij  ook  !sKeizers  landen  
 aan. 
 In  1047  kwam  Hendrik  III  weder  den  Rijn. afzakken,  en, yervelgens  längs  
 de  Merwe  zijnen  togt  voortzettende,  nam  hij  Plarditinga j,, het  tegenwoordige  
 Vlaardiogen,  in.  De winter  echter ,en  invallende plasregens  beletteden  hem door  
 de  läge  en  nog  niet  afwaterende  landen  zijne  ovprwinning  te  vervolgen  en  zijnen  
 vijand,  den  Hollandschen  Graaf,  in  diens  ongenaakbare  schuilhopken  aan  te  
 tasten.  Toen hij  daarop tot den terpgtogt besloot, vervolgde  Dirk  hem met  zijne  
 aan  het  land  eigene,  weinig.dippgaande.  klpine. vaartuigen,  en  sneed  daarmede  
 telkens  de  achterste  van  de zoo  veel  dieper  gaande Keizerlijke  schepen  af, waar-  
 door  hij  aan  ’sVorsten  vloot  geene  geringe  afbreuk  deed. 
 Dirk,  te Dordrecht teruggekeerd,  liet  al de  schepen  en koopmanschappen  der  
 Keulenaars  en  andere bovenlanders,  die  zieh  aldaar,  tot  groote  schade  van  den  
 handel  der  Keizerlijke  stad  Tiel,  bevonden,  in  beslag  nemen;  de  koopliedpn  
 zelve,. voor  zpo  verre  zij  Koning  Hendrik  begnnstigd  hadden,  deed  hij  in  ver-  
 zekei'de  bewaring  stellen. 
 Ten  geyolge  van  het, Koiserhjke  misnoegen  tegen  den  Hollandschen  Graaf  
 trok  in dop wjnfer  van  1048 ®p  49  een Duitsch  leger,  vereenigd met de krijgs-  
 lieden  van  Bi^sohpp  .Bernnlf  en  die  van  penige  andere  leppmannen  van .Hpn-  
 drik  III,  tegen  Holland-en  Dordrecht  op.  Deze  benden,  ettelijke mannen  ver-  
 kleed uitgezoriden  hebbende,  verrasten  of kochten  de wacht  te Dordrecht om en  
 maakteij  zieh  rpeester  van  de  stad,  waarin  Dirk  zieh  toen  niet, beyond,. doch