en bood bet hoofd aan de aanvallen der Saksische Grensvorsten, ja later zelfs
langen tijd aan die van Koning Hendrik zelven. Zoo onmagtig was Duitschland
(waarvan Nederland nog steeds een deel uitmaakte) door zijn inwendig verval
geworden.
Van dit verval getuigden dan bier, dan daar, de sebrikkelijkste gruwelen der
wetteloosheid. Slechts daarvan een enkel voorbeeld, dat tevens bewijst boedanig
de handelingen waren der nu weder magtig gewordene partij. Alles zoöht zijn
eigen voordeel en de heilige Hanno bleef niet achter. Toen de Aartsbisschop-
pelijke zetel van Trier opengevallen was, kozen geestelijkheid en volk daar eenen
opvolger; doch Hanno wist bij den Koning te bewerben, dat deze Koenraad,
een neef van Hanno, tot Aartsbissohop van Trier benoemde. Maar die van
Trier waren daarover zeer verstoord, en de voogd van bet Aartsstift , Graaf
Dietrich,of Diederik, een jonge, driftige man, overvjel den nieuwen Aartsbis-
schop, toen hij met een groot gevolg, onder begelelding van den Bissehop van
Spiers, zijnen intogt wilde houden, te Bitburg, in de nabijbeid van Trier, velde
hen, die weerstand wilden bieden, neder, plunderde de sohattpn van den Aartsbisschop
en nam hem zelven gevangen. De Bisschop van Spiers, die in de kerk
van Bitburg gevlugt was, werd van achter het altaar weggetrokken ,• geslagen, sma-
deüjk uit de kerk geworpen en half gekleed, barrevoets, op een siecht paard
weggevoerd. Hij overfeed kort daama aan de gevolgen der mishandeling en van
ergemis. Nog akeliger verging het den gevangenen Aartsbissohop Koenraad?
vier B-idders kregen den last om hem te dooden. Zij wierpen hem eenige malen
van een rots, en toen hij nog: leefde werd hij met het zwaard om ’t loven gebragt.
Niettegenstaande deze euveldaad bleven die van Trier Ungestraft; de zaak
werd bijgelegd, toen zij eenen anderen neef van Hanno, Udo, tot Aartsbisschop
kozen. Het yplk had in zijn bewustzijn van regt de eenige treost, dat de moor-
denaars van den Aartsbisschop Koenraad toeh later door ongeluhken ellendig
om het leyen kwamen.
Met nog veel meer treurigheid moet men yervuld worden, als men nagaat,
hoe de voortreffelijke aanleg van den jongen Koning op allerlei mogelijke wij'zen
bedorven werd, en hoeal wat gemeen was in hem werd ontwikkeld. Men ver-
gunde hem de bevrediging van iedere drift, om hem slechts met andere zafeen
bezig te houden. Aehting Voor deügd en godsvrnoht kon in hem geen wortel
vatten, want geen uitstekend voorbeeld deter deugd kwam hem voor oogen.
De Aartsbisschop Hanno, die ten minste in zijne zeden een strenge map was,
meende den-jongen Koning tot eene ördelijke levehswijze te zullen brengen als
hij'hem in het huwelijk liet treden; hij dwong hem in 1066, alkoo1 op denleef-
tijd van 16 jaren, een' huwelijk aan te gaan, dat zijn vader, Hendrik III ,■ reeids
voor tien jaren afgekeurd had, te weten met Bertha, de dochter van den Mark-
graaf van Susa. Doch, nademaal hij gedwöngen werd, vatte de jonge Koning
zulk eenen, tegenzin tegen zijne gemalin op, dat hij ze dadelijk na het sluiteii
der huwelijksverbindtenis; verlief.- Alle pogingen om ze bij elkander te brengen;
alle trouw en geduld van Bertha vermogten nieta ; Hendrik leefde van haar ge-
soheiden, en deed zelfs na drie jaren eeüe pöging om het huwelijk met behnlp
van den Aartsbisschop Siegfried Weder te entbinden ? tot belooning beloofde Mj
hem de Thüringers-te zullen dwingen tot betaling de# tienden, welke de Aartsbisschop
voor de kerk van Mentz eischte, doch die de Thüringers weigerden.
De. zelftuchtige Aartsbisschop, die in den beginne het denkbeeid eener echtsehei-
diag verworpen had, ging nu met ijver aan het: werk, riep eene Rijksvergade-
ring te .Ment» bijeen, om de zaak tot stand,te brengen en- zöcht inmiddels de
Pauselijke toestemmiög daarvoor- te verkrijgen. Doch tot' zijne en des Konings
schrik verseheen de strenge Peter Damiani, Bisschop van Ostia, als Pauselijk
Legaat, dreigde den Aartsbisschop met kerkelijke straffen, dewijl hij de smade-
Igke scheiding had willen bevorderen, en sprak op de Rijksvergadering. in de
bardste uitdrukkingeü tegen het voornemen des Konings , als zondig niet alleen
voor ieder Christen, maar. yoornamelijk voor eeneir Koning, wiens kwaad voorbeeld
voor de geheele Chrisfenheid verderfeüjk zoude kunnen worden. De Vbr-
eten,, deze keer door de zedelijke strengbeid van: dit denkbeeid getroffen , gaven
bunfle göedkeuring over het gesprokene te kennen eü bOzwöeren den Koning
zijner Yorstelijke ffaardigheid' geene schände aan te- doen. Hendrik kon zieh
niet-verzetten en zeidfl :. // Welaan, indien gijl. üw besluit västhoudt, wil ik mij
bedwingen en den last dragen, dien ik niet van mij afwerpen kan.// Maar zijn
gemoed was- nog. verhärd; met. den grootsten speed keerde hij haar Saksen terug?
langzaamen droefgeestig voigde de Koningin hemmaar hare onverbreekbare