
 
		in  Zweden  en  Noorwegen;  en  hoewel  deze  volken  niet  onmiddelijk aan de Franken  
 grensden,  kwamen  zij  echter  reeds  toen  met  hunne roofvloten  aan de kusten  
 van  Duitschland  en  Frankrijk,  verwoestten  daar  vele  landstreken,  en  voerden  
 grooten  buit  aan  Menschen  en ‘goederen  met  zieh.  Wilde Koning Karel  zieh  
 tegen  hen  verweren,  zoo  moest  hij  op  de meest  genaakbare  punten  der  kusten  
 vaste  bürgen  bouwen  en  van  bezetting  voorzien ;  ook oorlogsvloten onderhouden,  
 om  ze  ter  zee  te  kunnen  vervolgen.  Zij  waagden  het  dan  ook  niet;  gedu-  
 rende  zijn  leven,  zijnen  magtigen  toorn  te  tergen. 
 Ten  oosten  vaü  de  Saksers  woonden Wendische  en  Slavische  volkfen,  de Va-  
 giërs en Obotriten in  Meklenburg,  de Wilzen in Brandenburg en Pommeren, enz.  
 Ook  deze  waren  heidenen,  ruw  en  roofzuchtig,  en  hunne  nabuurschap  was  
 gevaarlijk.  * 
 In  het  tegenwoordige  Oostenrijk  en  verder  naar  de  zijde van Hongarijë woonden  
 de Avaren,  een uit Azië gekomen volk,  nog ruwer dan de Slavische stammen. 
 In  Bovèn-Italië  bevond  zieh  het  Rijk  der  Longobarden  tusschen  zijn  Rijk  en  
 het  Romeinsche  gebied,  dat  door  den  Paus  bestUurd  en  door  de  Schenkingen  
 van  zijn  vader  Pepijn  van  uit Midden-Italië  tot  aan  het  noordelijke deel  van dat  
 land  uitgebreid was ;  want  reeds  zijn  vader  had met  den  Paus  vriendsohap- ge-  
 houden  en  hem  bij stand  tegen  de  Longobarden  verleend. 
 Hoewel  niet  met  opzet  oorlogende,  bragt  de  zorg  voor  de  veiligheid  van  zijn  
 Rijk Karel  tot  herhaalde,  langdurige  krijgstogten.  De  eerste  was  die  tegen  de  
 Saksers,  die slechts opxweinige  dagen  afstands  van zijne  residentiestad Aken  ver-  
 wijderd woonden.  In  772,  op  den  Rijksdag te Worms,  werd  tot  een  togt  tegen  
 de  Saksers  besloten,  bij  welke  gelegenheid  hun  heiligdom,  de  Irminsul  of  
 Arminzuil  (ter  nagedachtenis  van  Herman  of Arminius  gesticht  in  het jaar  9?)  
 vemield  werd,  waarschijnlijk  omdat  daar  een  zetel  van  het  heidendom  was.  
 De  Saksers  baden  om  vrede  en  gaven  12  gijzelaars,  die  Karel  naar  zijn  land  
 zond,  om  ze  daar  in  het  Christengeloof  te  doen  onderwijzen.  Doch  de  invoe-  
 ring  der  tienden,  iets  waartoe  Karel waarschijnlijk  door  de  Geestelijkheid  werd  
 aangespoord, was het aannemen  van het Christendom door de Saksers in den weg. 
 Hierop  volgde  een  oorlog  met  Desiderius,  den  Koning  der  Longobarden,  
 wiens  .dochter  Karel,  na  haar  eerst  gehuwd  te  hebben,  reeds  in  het  tweede 
 jaar  verstiet;  en  terwijl Paus  Hadriaan  op  Karel’s  zijde  was,  werd  hij  door der  
 Longobarden  Koning  te  Rome  bedreigd.  Karel  kwam  hem  in  773  met-twee  
 légers  ter  hulpe.  Een  derzelve  werd  aangevoerd  door  Hertog  Bérnhard,  die  
 waarschijnlijk  zijn  naam  aan  den  aldus  geheeten  berg  gegeven  heeft.  —  Het  
 Pinksterfeest  van  774  werd  deor Karel  te Rome  gevierd, werwaartshij ook zijne  
 cremälin  Hildegardis  en  kinderen  ontbood. 
 Karel  was  te  Rome  met  allen  eerbied  en  hoogaohting  ontvangen.  De  Paus  
 en Karel  zwoeren  elkander  eeuwige  vriendsohap.  De  laatste  verseheen  in  Romeinsche  
 kleeding  als patridus  der Romeinen,  een titel, dien hij ook op sommige  
 munten  heeft  doen plaatsen, zijnde de naam der hoogste waardigheid na de Keizer-  
 lijke,  en  die  ook  zijn  vader  Pepijn  had  gedragen,  even  als  dien  van Koning der  
 Longobarden,  na  het  overwinnen van  hunnen  laatsten Koning Desiderius, wiens  
 Geheimschrijver  Paulus Diaconus  hij  in  zijne  dienst  nam. 
 Nog  ééns  droeg  hij  de  Romeinsche  kleeding  onder  Hadriaan’s  opvolger,  
 Paus  Leo, maar  anders was  Karel  de  Groote  steeds  hoogst  eenvoudig  gekleed ;  
 een  Priesehe  wollen  mantel  was  voor  hem  een  sieraad,  en  alleen  bij  hoogst  
 plegtige  gelegenheden  versierde  hij  zieh  met  meer  kostbare  kleedingstukken. 
 Van  772—779 beoorloogde Karel beurtelings Saksers en Italianen en de Arabie-  
 ren,  aan  de  andere  z i j d e   der Pyreneën in Spanje.  Tegen de laatste was hij door de  
 Christenen  aldaar te hulp  geroepen.  Na het veroveren van Pampelona,  Saragossa,  
 enz.  stichtte  hij  er  de  dusgenaamde  Spaansche  mark.  —  Van  779  tot  785  
 moest  Karel  steeds  krijgstogten  tegen  de  Saksers  ondernemen,  omdat zij telkens  
 opstonden  als  hij  zieh  met  zijn  leger  verwijderde.  Even  als  vroeger  Herman  of  
 Arminius  tegen  de  Romeinen,  zoo  verdedigde  thans  Widukind,  meer  bekend  
 als Wittekind, de vrijheid der Saksers  tegen de Franken.  Dikwijls moest hij  voor  
 de  overmagt  van  Karel  onderdoen  en  nam  dan meestal  de wijk naar de Deenen. 
 In  782  versloegen  de  Saksers op  hunne  beurt  eene  legerafdeeling  der  Fran-  
 'r  ken  en  doodden  de  aanvoerders.  Zulks  gaf  aanleiding  tot zulk eenen gevveldigen 
 weder-aanval  van  Karel,  dat  de  Saksers,  geheel  verslagen,  om  vrede  baden.  
 Hunne  Hertogen  Wittekind  en  Abbio  kwamen  in  785  op  de  Rijksvergadering  
 te  Paderborn  om  over  den  vrede  te  onderhandelen.  Karel  won  hun  vertrouwen.  
 Zij  beloofden  het  Christendom  te  zullen  aannemen  en hielden  hun woord.  Karel 
 14