ons pergens elders sporen voorgekomen. Zij herust thans in de Keizerlijke
Verzameling der hermitage te St. Petersburg.
En deze zijn alle de munten under de langdurige regering van Keizer Hendrik
IY binnen (deels ook waarsohijnlijk buiten) de grenzen van Nederland ge-
slagen, die wij gedurende onze veeljarige nasporingen hebben kunnen ontdekken.
Gaan wij thans over tot het mededeelen van eenige levensberigten van een
Vorst, van wien wij slechts eene binnen de palen van Nederland geslagene munt
hebben kunnen opsporen, en hij regeerde toch 19 jaren over het grootste ge-
deelte van hetzelve! doch de munten zijner leenmannen zullen in plaats van
de zijne ten onzent geslagen zijn geworden..
Hendrik V dan, de weinig dankbare zoon zijns. vaders, van wiens daden wij
reeds in het leven van dezen melding maakten, verschijnt niet in de geschiede-
nis als een man van grootmoedigen zin, met een waarlijk Koninklijk gemoed,
die de eer en de welvaart zijns vaderlands als het doel zijner handelingen be-
schouwde; hij was sluw, vol slimme berekeningen, en wist zieh veelal van het
juiste oogenblik- te bedienen; daarenboven had hij een vast karakter. Overigens
ontbrak het hem niet aan moed en dapperheid, wilskracht en een doorgaans
beider verstand. Zijne ongetemde heerschzucht, die hem geen middel tot vei-
meerdering zijner persoonlijke magt deed schuwen, maakte hem tot groote in-
spanning in staat. In kracht overtrof hij zijn vader, maar de zachtheid en groot-
moedigheid, welke dezen dikwerf beminnelijk maakten en, hem getrouwe aan-
hangers deden verwerven, ontbräken hem. De beide zware taken, die hij van
zijn vader geerfd had, de kamp tegen de Pauselijke- overmagt en da herstelling
der Koninklijke heerschappij, heeft hij op zijne. wijza niet. zonder groote volhar-
ding zoeken te volbrengen, hetgeen hem ook werkelijk voor een deel gelukt is.
De Pauselijke partij was in het dehkbeeld, dat zij het, met hem niet te moei-
jelijk zoude_ hebben, nademaal hij zieh tot dus verre aan den Pauselijken wil
zoo onderworpen • getoond had; doch, weldra werd zij uit hare dwaling wakker
geschud, daar Hendrik voortging* met de Investitmur der Geestelijken in haren
geheelen omvang uit te oefenen. Paus Paschalis, die in den beginne voorne-
mens was geweest om den nieuwen Koning op diens uitnoodiging in Duitschland
zeli tei bezoeken, werd tijdig genoeg gewaarschuwd, om zieh niet in diens han*
den over te- leveren , en begaf zieh naar Erankrijk; daar, te Chalons aan dé
Marne , liet Hendrik hem door een gezantschap zijne aanspraken op de Inves-
titmr, die sedéri de tijden van Gregorius dèn Grooten dòor de Keizers uitge-
oefend was, voordragen, en als de Paus zijne aanspraken ten sterkste tegénspràk
en de verdoeming der Iwoestituur doot de teehen herhàalde, scheiddén de Duit-
sche gezanteh,;onder welke zieh ook de krijgshaftige Hertog Welf bevond, in
toorn ,mèt de woorden : a! niet hier zal deze zaak met woorden, maar te Rome
met het zwaard uitgemaakt worden.«
Van het vervhllen dezer bedreiging werd Hendrik in de Cenate jaren zijner
regering door veldtogten, die hij nit hoofde Van opvoerighedch in HongarijS en
Polen in de ooSteäijke landen moest ohdernemen, terüggehoudenj. doch in Ja-
nuarij 1110 kondigde hij aan de lsenmannen! zijns Rijks,,. en dus hoogst- waar-
schijnlijk ook aan hen, die zieh in Nederland bevonden, zijn besluit aan om tot
het verwerven der Keizerskroön naar Italie te gaan, en riep ze daarom tot het
vervulleü van hunnen leenpligt Op. De uitrnsting van dit leger was het grootste
dat sedert' vele jaren de Alpen overgetrokken was ; want hem volgden niet minder
<fan 30^000 Ridderà met huntie beredane knechten, zonder het voetvolk en
de benden, die zieh in Italie bij hem Voegden. En behalve deze krijgsmagt
voörde hij ook geleerde en ervarene mannen met zieh, die met kracht van ré-
denén zijne .zaak zotìden ondersteunen. Onder deze munite voornamelijk uit
zijn KapCllaan David, een geboren Schbt, àan Wien hij ook opdroeg, de ge-
beurtenissen van dezèh zijnen togt naar Rome op te teekenen. David deed het
met omzigtighéid en duidelijkheid, en uit hem hebben voornamelijk de Geschied-
schrijvers van dien tijd geput, zoodat wij met deze omstandigheden goed bekend
geworden zijn.
In twee groote afdeelingen brak het leger in Augustus op, trok de Alpen
over eri sloeg Zieh in October neder op de Roncalische veldön bij Piacenza; om
de grootheid van dat leger aan de vtefstomde Italianen nog aanschouwelijker te
maken, beval Hendrik dat ieder Ridder des nachts Voor Zijne tent een brandende
fökkel zoude uitsteken. Alle Vorsten en Steden van Opper-Itälie, alleen met
uitzondering van het magtige Milaan èn de groöte Grävin Mathilde, zonden
37*