
 
		Lotharingen,  beval  zijnen  zesjarigen  zoon  aan  den  Paus  en  de  Vorsten,  en  ont*  
 sliep  in  hun  bijzijn  op  den  5  October  1056,  in  volkomene  onderwerping  aan  
 den  wil  zijns  Hemelschen  Vaders,  in  het  39'  jaar  van  zijn  leven,  nadat  hij  het  
 Rijk  17  jaren  op  eene  wijze  geregeerd  had,  die  het  levendigste  getuigenis  van  
 de  grootheid  zijns  geestes  geeft.  Zijne  overblijfselen  werden  in  de  domkerk van  
 Spiers  bijgezet,  waar  hij  zelf zijn  eigen  vader  ter  laatste  rustplaats  gebragt  had  
 en  waar  ook  zijne  moeder  rustte. 
 Gaan  wij  thans  over  om de door dezen Vorst nagelatene, door ons op PI. XVII  
 afgebeelde,  munten  te  beschouwen, 
 N°  1  is  een  denarius,  ’t  zij  binnen  de  stad Tiel,  of,  wat  waarschijnlijker  is,  
 in  de  Keizerlijke  bürg  aldaar,  geslagen  (1). 
 Op  de  vz.  ziet men  binnen  een  parelcirkel  de  Keizerlijke  beeldtenis  met  den  
 zelfden  diadeem  als  op  de  munten  van  zijnen  vader  Koenraad  versierd.  Het  
 omschrift .luidt: 
 HEIßRICVS  IMPERKTOR  
 waaruit  blijkt  dat  de  munt  geslagen  moet  zijn  na  het  jaar  1046,  waariü  de  
 Paus  onzen Vorst  te  Rome  tot Keizer  van  het  dusgenaamde  Heilige  Roomsehe  
 Rijk  heeft  gekroond. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  door  vier  bolletjes  gecantonneerd Karolingisch  
 kruis  binnen  een  parelcirkel.  Het  omschrift  is: 
 TIELE  (de  L  in  verkeerde  rigting  geplaatst). 
 Wij  k e n n e n   d e z e   m u n t   a l l e e n   u i t   c a p p e ’s   Münzen  der  Deutschen  Kaiser  und  
 Könige,  PI. "VI,  N°  87. 
 N°  2  is  eene  dito  munt;  alleen  met  onderscheid,  dat  het  omschrift  op  de  
 vz.  eindigt: 
 R2IO 
 en  dat  het  omschrift  op  de  kz.  bijkans  geheel  ontbreekt. 
 Dit  stukje,  dat  1,2  w.  weegt,  bevindt  zieh  in  het Munt-  en  Penningkabinet  
 der  Leidsche  Hoogeschool. 
 (1)  Men  voege  bij  het  vroeger  over  Tiel  vermelde nog het  voorkomende bij  hold , Kerk-  
 geschiedenis  van  Nederland  vóór  de  Iiervorming,  bl.  316,  317. 
 N°  3  heeft  op  de  vz.  het  zeer  versierde  borstbeeld  des  Roomschen  Konings.  
 Het  omschrift  is: 
 HEINRICVS  REX 
 alzoo  geslagen  tusschen  de  jaren  1039  en  1046,  d.  i.  vóór  dat  de  Keizerlijke  
 kroon  op  het  hoofd  van  Hendrik  III  geplaatst  was  geworden. 
 Op  de  kz.  staat  binnen  een  door  een  kruis  gedekten  cirkel  in  vier  regels  de  
 Latijnsche  naam  der  stad  Utrecht,  te  weten : 
 T 
 RA   
 I  E  C  
 T—V 
 Rondom  leest  men: 
 XRISTIANA  RELIGIO  
 of :  Christelijke  Godsdienst;  een  opschrift  dat  ons  het  eerst  op  zeer  zeldzame  
 munten  van  Karel  den  Grooteh  is  voorgekomen. 
 Ook  deze  munt  ontleenden  wij  aan  het  boven  aangehaalde  werkje van c a p p e  ,  
 waar  zij  voorkomt  op  PI.  VI  onder N°  10.  Er  werd  ons  later  een  cliché me-  
 degedeèld,  en  wel  door  den  Baron  d e   k o b h n e   te St.  Petersburg, van een exem-  
 plaar  in  het  bezit  van wijlen  den  beroemden Numismaticus  v o n   r e i c h e l  aldaar,  
 wiens  nagelaten  Verzameling  thans  een  deel  uitmaakt  van  de Keizerlijke. 
 De  N°  4  en  5  zijn  ons  bekend  geworden  uit  de  Deme  de  la  Numismatique  
 Beige  voor  1851,  waar  zij  voorkomen  op  PI.  XVII,  onder  N°  3  en  4.  Zij  
 worden  daar  aan  onzen  Hendrik  toegeschreven.  Wij  durven  over  de  juisthéid  
 der  bewering  niet  te  beslissen  en  vermelden  alleen,  dat  op  de  vz.  van  N°  4  
 eene  min  duidelijke  voorstelling  van  een  Keizershoofd  schijnt  voor  te  komen,  
 omringd  door  de  letters  ERKS  (?),  terwijl  dat  hoofd  op  N"  5  zéer  duidelijk  
 is,  en  daar  omringd  wordt  door  de  letters : 
 HEN.  . . .  VS  I  of  P? 
 Op  de  kz.  van  N°  3  staat,  naar  gissing,  de  afbeelding  van  een  kerkgebouw  
 en  daarnevens  TR2Ì  (Trajeetum,  Utrecht  of Maastricht?).  Ook  op  de  kz.  van  
 N°  4  vindt  men  de  afbeelding  van  een  kerkgebouw  en  daarnevens  de  letters:  
 ..  .  M  —  RIV?