
 
		waren  hem  zeer  dierbaar.  Inrigtingen  van  onderwijs,  die  wat degelijks te weeg  
 bragten,  konden  öp  zijne  bescherming  rekenen.  De  Kapellaän  zijns  vaders,  
 Wippo,  een  door  de  klassieke  dichtere  der Romeinen  gevormde  man,  schreef de  
 geschiedenis  van  Koenraad  II  in  eenen  stijl,  die  niet  zonder  verheffing  is,  en  
 droeg  zijn werk  op  aan  Hendrik  III,  die  hem  in  waarde  hield.  Als  de  bloei-  
 jendste  scbolen  in  Hendrik’s  tijd  worden  die  van  Luik,  Lobbes,  Gembloux,  
 Fulda,  Reichenau  en  andere  genoemd.  Aan  de  spits  van  allen  stond  echter  de  
 school  van  het  kiooster  van  St.  Gallen,  dat wij  boven  reeds  vermeld hebben.  
 Hier werd  het  Latijn  en  Grieksch  naar  aaüleiding  van  de beroemdste grammatici  
 onderwezen;  hier werden Homerus,  Sophokles,  Plato,  Cicero,  Horatius, Virgi-  
 lius,  Terentius,  Livius,  Sallustius,  Quindtilianus  en  andere  klassieken  gelezen;  
 hier  vervaardigde  Notker Labeo Griekscbe  verzen  en  zette  hij  de Psalmen  in het  
 Duitsch  over;  hier  gebruikte  men  reeds  den  tubus  en  het  astrolabium  en  vervaardigde  
 eene  hemelglobe.  In  deze  school  bekwam  ook,  volgens  de  berigten  
 van  sommigen,  een  der  uitstekendste  geleerden  van  zijnen  tijd  zijne  eerste  vor-  
 ming,  te  weten  Herman,-zoon  van  Graaf Wolfhard,  in  Zwaben.geb.  1013,  
 gest.  1054,  monnik  in  het  even  eens  door  zijne  voortreffelijke  school  beroemde  
 klooSter  Reichenau.  Hij  wordt  gewoonlijk  Hermannus  Contractus  genoemd,  
 dewijl  hij  van  zijne  jengd  af  lam  was,  geheel  krom  in  elkander  zat  en  in  een  
 draagstoel  van  de  eene  plaats  naar  de andere gebragt moest worden.  Zijne  spraak  
 was  moeijelijk  en  bijkans  onverstaanbaar;  ook  het  schrijven  viel  hem  zwaar,  
 maar  zijn  geest  bezat  zulk  eene  buitengewone  vaardigheid  en  kracht van inspan-  
 ning,  dat  hij  de moeijelijkste  Studien  ondernam,  vele  talen,  zelfs  de Arabische ;  
 die  hem  voor  zijne  lievelingsstudie',  de  sterrekunde,  nuttig  was,  aanleerde,  en  
 daardoor  een ’hit  verre  landen  bezochte  leermeester werd.  Hoe  rijk  aan  dege-  
 lijken  inhoud moet  niet  zijne  voordragt,  hoe  opwekkend voor  de geesten geweest  
 zijn,  als  hij  de  leerlingen,  die  zieh  eerst met moeite  aan  zijne spraak gewennen  
 moesten,  zoozeer  aan  zieh  wist  te verbinden!  Behalve de zeer bruikbare Kronijk,  
 die  tot  de  beste  bronnen  voor  de  geschiedenis  van  dien  tijd  behoort,  en  eene  
 geschiedenis  van  Koenraad  II  en  Hendrik  III  in  verzen,  die,  helaas,  verloren  
 gegaan  is,  schreef hij  ook  over  de  meetkunst,  over  sterrekundige  werktuigen,  
 berekende  voor  ieder uur  des  daags  en  des  nachts  de  verlichting  der maqn  door 
 de  zon,  gelijk  ook  de  maansverduisteringen,  en  vervaardigde  met  groote  be-  
 kwàamheid  uufwerken,  alsmede  mathematische-  en  muzijkwerktuigen. 
 Daarbij  was  hij  een  vroom  en  zédelijk,  voortreffelijk mensch.  Jammer;  dat  
 hij  reeds-zoo  vroeg  stierf, -in  zijn  41c  jaar. 
 Hij  heeft  eene menigte degélijke leerlingen gevormd, en onder deze ook Benno,  
 naderhand Bisschop  te Osnabrng,  die  een  zeer  wetenscháppelijk  man  was,  en  
 zieh  jegens  de  seholen  te  Hildesheim  en  later  te Osnabrug,  zeer verdienstelijk  
 heeft gemaakt.  —  Er was  een  geheel  nieiiw  leven,  ook  op  het  gebied  des gees-  
 tes ,  in  Duitschland  ontwaakt,  terwijl deszelfs beheerscher daar zelf zin  voor had,  
 en  tevens  de  inwendige  orde  met  kraehtige  hand  wist  te  handhaven,  onder  
 welker  bescherming  de  vreedzame  handelingen  konden  gedijen. 
 Duitschland,  en  Nederland,  dat  er  in  die  dagen  een  aanzienlijk  deel  van  uit-  
 inaakte,  hadden  in  lang  zulk  eenen  rüstigen  tijd  niet  béleefd,  als  onder  den  
 krachtigen  Hendrik,  en  ongelukkig was met  zijnen  dood  ook  de  rust  ten  einde.  
 Ten  opzigte  van  de  grootwaardigheidsbekleeders  des  Rijks  ging  hij met wijsheid  
 en  verstand  te  werk,  zoodat  hij  geen Huis  te magtig  liet  worden  en  echter ¿begehen, 
   op  welke  hij  zieh  verlaten  kon,  beloonde.  De  Hertôgdommen,  welke  
 zijn  vader  hem  zelf gegeven  had,  behield  hij  niet  voor  zieh ;  hun  bestüur  zoude  
 hem  te  zeer  van  de Rijkszaken  afgetrokken  hebben;  alleen  verminderde  hij  de  
 magt  der Hertogen  in  vergelijking  van vroeger  tijd ; verder kobs hij zulke mannen  
 tot  Hertogen y  die  niet  vele  goederen  bezatén  in  de  Hertogdommen,  Welke  hij  
 hun  toebedeelde,  en  waardoor  zij  niet  te  gelijker  tijd  op  hunne  huismagt  kon-  
 den  steunen ;  —  gelijk  hij  dan  b.  v.  het  Hertogdom  Zwaben,  waarin  Graaf  
 Welf zeer vele  goederen  bezat,  niet  aan  dezen,  maar  aan  den  Paltzgraaf  Otto  
 bij  Rhijn  toedeelde,  doch  Graaf Welf tot  Hertog  in  Karinthië  aanstelde; |—  en  
 eindèlijk  liet  hij  de Hertogelijke waardigheid  niet  erfelijk worden,  maar  koos de  
 opvolgers  naar  zijn welgevallen.  Alzoo  heeft,  na het sneuvelen van Hertog Ernst,  
 geene  noemenswaardige  onfüst  in  het  inwendige  van  Duitschland  onder Hendrik  
 III  plaats  gehad;  alleen  in  Lotharingen  ontstond  een  levendige  en  langdurige  
 krijg na  den  dood  van  Hertog Gozelo  I  in  1044.  Hendrik,  die  de  magt  
 van  dit  bijna  immer  onrustige  Hertogdom  wilde  verzwakken,  vervulde  gaarne  
 zijn  aan Gozelo  gegeven  woord,  om  het  tussehen  diens beide zonen te verdeelen ;