
 
		betrof,  nog  schriftelijk werd uiteengezet, met  het  Pauselijke  zegel  bekrachtigd,  
 door  den Paus  onderteekend,  en  op  den  12 April  1111  den Koning  overgege-  
 ven.  Hierop  keerde  de  Paus  naar  Rome  terug  en  op  den  volgenden  dag  trok  
 Hendrik'binnen  de Leo’s  stad,  werd  door  den  Paus  aan  de  zilveren  deur  der  
 Pieterskerk  ontvangen  en  daarna  feestelijk  gekroond.  Na  deze  daad  werd  het  
 Heilig Avondmaal  gebruikt,  en  de  Paus  brak  eene hostie  door  midden,  nain de  
 eene  helft,  gaf  de  andere  aan  den  Keizer  en  zeide:  «Gelijk  dit  deel  van  het  
 levend  ligchaam  gescheiden  is,  zoo  zij  ook  diegene  van  de  Kerk  van  Christus  
 losgemaakt,  die  het  zoude wagen,  dit  verdrag  te  verbreken.» — Daarna reikten  
 de Romeinen het  gouden  kenteeken  der Patricierwaardigheid  over,  en  de Keizer  
 beschonk  van  zijne  zijde  den  Paus  en  de Kardinalen met  zeer  rijke  geschenken. 
 Zonder  verwijl  begaf  Hendrik  zieh  op  den  terugtogt  naar Duitschland;  doch  
 wilde  echter  nog  een  bezoek  brengen  aan  de  groote  Gravin  Mathilde,  die  ook  
 in  hären  ouderdom  nog  steeds  eerbied  inboezemde.  Zij  kon  niet bewogen  worden  
 om  naar  den Keizer  te komen,  ofschoon  zij  zieh  niet  vijandig  tegen  hem  
 verzet  had;  haar hart was  nog  steeds met  den Roomschen  stoel.  Hendrik moest  
 tot  het  besluit  komen,  om  zieh- tot  haar te Bianells  te  begeven.  Hij  onderhield  
 zieh  met  haar  in  het  Duitsch,  welke  taal  zij  als  geborene Lotharingsche  zeer  
 goed  verstand,  vertoefde  drie  dagen  bij  haar,  en,verklaarde,  dat ,haars  gelijke  
 in  het  Rijk.niet  te  vinden  was,  noemde  haar moeder  en  droeg haar  het Rijksbestuur  
 van  Ligurie  op. 
 Te  Rome  werd  het. met  zoo  veel  möeite  door  hem  tot  stand  gebragte werk  
 spoedig weder  verstoord;  de  Kardinalen,  welke  niet  mede  gevangen waren  ge-  
 weest  en  alzoo  het  verdrag  niet  bezworen  hadden,  en  aan  hun  hoofd  de  zeer  
 hevige Aartsbisschop  Hugo  van Vienne, bestormden  den Paus onophoudelijk met  
 Verwijten  over  zijne  toegevendheid,  en  Paschalis  zag  zieh  genoodzaakt  om  in  
 1112  eene  groote  Kerkvergadering  in  het  Lateraan  te  houden  en  aan  deze  het  
 oordeel  over  de  geheele  zaak  over  te  laten.  Hij  trad  voor  de  vergaderde Geestelijken, 
   verklaarde,  dat  hij  slechts  uit  dwang,  om  de  gevangenen,  de  stad  
 Rome  en  de  Kerk  te  redden,  het  verdrag  wegens  de  Investituur, gesloten  had.  
 Den  eed,  dien  hij  den  Keizer  gezworen  had,  van  hem  niet  in  den  ban  te  
 zullen  doen,  wilde  hij  houden,  doch dat hij  de oorkonde nopens de  Investituur, 
 door  grooten  nood gedwongen,  uitgevaardigd  had,  erkende  hij  als  eene.verwer-  
 pelijke  daad,  en  wenschte  die  te  verbeteren  op  de  wijze,  die  de  vergaderde  
 broeders  zouden  bepalen.//  Aldus  vond  ook  deze  regtschapene  Paus  door  eene  
 spitsvindige  uitlegging van woorden  eenen  uitweg,  om  zieh met zijn  geweten te  
 verzoenen  en  een  gegeven woord in twijfel te trekken  en half te herroepen.  Doch  
 het  moet  ter  zijner  eere  nagezegd  worden,  dat  hij  vroeger  ernstig  aangeboden  
 had  om  zijne waardigheid  neder  te  leggen  en  zieh  op  het  eiland  Portia terug  te  
 trekken,  om  daar,als  eenvoudig  burger  te  leven.  Maar  het  drijven  der  partij  
 vergunde  hem  ook  dit  niet  en  haalde  hem  door  overreding  tot  de  vermelde  uit-  
 vlugt  over.  Het  aan  den  Keizer  verleende voorregt  der Investituur werd nu door  
 de  Kerkvergadering  geheel  verworpen  en  afgeschaft,  en  om  het  nu ook aan  den  
 ban  niet  te laten  ontbreken,  verzamelde  nog  in  het  zelfde jaar  de Aartsbisschop  
 Guido  eene  Kerkvergadering  in  zijne  stad  Vienpe  en  sprak  hier  den  ban  over 
 Keizer  Hendrik  uit. 
 Hendrik’s  perste  daad,  toen  hij  in  Duitschland  terugkwam,  was  om  het  lijk  
 zijns  vaders  op  den  verjaardag  van  diens  overlijden —  de  Paus  had  hem  van  
 den  ban  ontslagen —  feestelijker  en  prächtiger  dan  ooit  met  eenen  vroegeren  
 Keizer  had  plaats  gehad,  in  den  Dom  te  Spiers  te  laten  bijzetten  en.om  eene  
 mis  en  eene  uitdeeling  aan  de  armen  bij  de  jaarlijksche  verjaring zijner ter aarde  
 bestelling  te  verordenen  of  te  stichten;  zoo trachtte hij het  aandenken  aan zijne  
 schuld  uit  te  wisschen  en  te  gelijker  tijd  de  gunst  der  zijnen  vader  nog  steeds  
 aanhangende  burgers  te winnen.  Het was  ook  noodig.dat  hij  uit  die  burgers  
 getrouwe  aanhangers won , want  hij  kreeg  het  spoedig met de Vorsten te kwaad.  
 Zijn  voornaamste  streven  was  daarop  gerigt,  om  de  Keizerlijke  magt  door  het  
 bezit  van  zoo  vele  goederen  mogelijk  te  vermeerderen;  want  dat  de  glans  der  
 kroon  alleen,  al  had hij  ook  vele kröonen  op  zijn  hoofd  vereenigd,  geene ware  
 magt  verschaffe,  zulks  had  hij  reeds  voldoende  bespeurd.  Daarom  trachtte  hij  
 met  de. hem  eigene wilskracht  daarnaar  om  de Rijksgoederen,  welke  sedert  den  
 tijd  van  Lodewijk. den Vroomen  door  geestelijke  en wereldlijke  leenmannen, ten  
 gevolge  van  de  vrijgevigheid  der  Keizers,  verworren  waren ,  bij  elke  passende  
 gelegenheid weder  in  .te  trekken.  —  Paschalis  aanbod  had in hem, dezen wensch  
 slechts  des  te  levendiger  gemaakt.  Zulk  eene  gelegenheid  bood  zieh  hem  bij 
 38