
 
		Denemarken  en  Rusland.  Ongetwijfeld  zijn  ze  door  den  handel  derwaarts  ver-  
 strooid  geraakt.  Maar  het  is  toch merkwaardig  dat  ze nimmer in Friesland, noch"  
 ergens  elders  in  Nederland,  meer gevonden  worden,  terwijl  toch  de munten van  
 Karel  den  Grooten  en  zijne  opvolgers  nog  van  tijd  tot  tijd  uit  den  grond  of  
 oude  gebouwen  voor  den  dag  komen. 
 N°  8  heeft  op  de  vz.  eene  dito,  doch  thans iets beter gegraveerde,  afbeelding  
 des Keizers.  Het  is  echter  zonderling  dat  de  mond  van  het  borstbeeld  door  
 twee  bolletjes  aangeduid wordt.  Het  omschrift  is,  doch  thans  zonder  een  twee-  
 tal  puntjes  of bolletjes  tusschen  de  letters  (misschien  geheime  teekens  van  den  
 Muntmeester,  althans  komen  de  zoodanige  in  later  tijd  dikwerf op middeleeuw-  
 sche  munten  voor),  weder : 
 HENRICVS  REX 
 De  kz.  is  even  als  die  van N°  7,  met  die  uitzondering,-  dat  de  letter  B  van  
 BRVN  eene  zeer  ruwe  gedaante  heeft. 
 Ook  dit  exemplaar,  mede  in  de  Koninklijke-  en  Leidsche  Akademie-Kabinetten  
 voorhanden,  weegt-0,8  w. 
 N°  9,  eene  dito  munt,  is  van  zeer  ruwen  arbeid;  het  hoofd  des Vorsten  is  
 geheel  misteekend;  het  kruis  aan  den  schepter  buiten  aile  verhouding  groot  en  
 het  omschrift  zeer  onduidelijk  gegraveerd. 
 De  onbekwaamheid  van  den  stempelsnijder  blijkt  ook  daaruit,  dat  de  naam  
 der  muntplaats  Doccugga  ten  achterste  voren  gegraveerd  is  geworden,  terwijl  
 ook  de  naam  van  den  Leengraaf in  buitengewoon  slechte  letters  geplaatst  is. 
 Weegt  0,8  w.  en  bevindt  zieh  in  het  Koninklijk  Penningkabinet. 
 N°  10  is  van  betere  gravure  zoowel wat  voor-  als  keerzijde  betreft;  het Vor-  
 stelijk  borstbeeld  is  thans  vrij  wel  gesneden,  en  de  letters  van  het  omschrift,  
 dat  nu  luidt: 
 >5«  HENRICVS  IE  (voor  Imperator')  
 zijn  zeer  goed  gegraveerd. 
 Dit muntje moet  tusschen  1047  en  1056  geslagen  zijn,  want  in  eerstgemeld  
 jaar  bekwam  Hendrik  III  de  Keizerlijke  waardigheid  en  in  het  laatste  over-  
 leed  Jiij. 
 Weegt  0,6  w.  en  bevindt  zieh  in  de  Verzameling  van  Jhr.  j .  k   jiooet  van 
 id d e k jn g e   op  den  Huize  Vennebroeek  onder  Eelde  b i j   Assen.  Vergelijk  ook  
 .onze Munten  van  Friesland,  Groningen  en Drentle,  PI.  I , N°  8. 
 Tot  dus  verre  behandelden  wij  de  munten,  voor  Ooster-  en Westergoo  geslagen; 
   bezien  wij  thans  die  voor  Staveren  vervaardigd. 
 N°  11  heeft  op  de  vz.  het Keizerlijke  borstbeeld  naarde  linkerzijde  gekeerd,  
 weder  met  den  kruisstaf  voor  hetzelve.  Het  omschrift  is  thans  
 HEINRICVS  REX 
 gespeld;  dus  geslagen;  misschien  wel  door  eenen  anderen  Muntmeester  dan  te  
 Dokkum,  tusschen  de  jaren  1039  en  1047. 
 Op  de  kz.  ziet  men,  even  als  vroeger;  het woord BRVN  tusschen  twee  pa-  
 rellijnen,  terwijl  het  omschrift  luidt: 
 STAVVERO 
 zijnde  eene  oude  naamspelling  der  muntstad  (Westergoo5,s hoofdplaats) Staveren,  
 welks  oorsprong  zieh  in  den  nacht  der  tijden  verliest.  Reeds  in  991  werd  zij  
 door  zeeroovers Verwoest  (1),  doeh,  gelijk  uit  onze  murit "blijkt,  daarna  weder  
 opgeböuwd; 
 Het muntje weegt  0,65 w.  en bevindt  zieh  in hetKab. der Leidsche Hoogesch. 
 N°  12  heeft  op  de  vz.  het  Vorstelijke  borstbeeld,  thans  naar  de  linkerzijde  
 gekeerd.  Het  omschrift  is  weder: 
 HEINRICVS  REX. 
 Op  de  kz.  Staat  in  den  rand  zeer  flaauw: 
 STAVVERO. 
 Z.  Weegt  0,65  w.  en  bevindt  zieh  in  het  Koninklijk  Penningkabinet. 
 N°  13  is  door  ons  overgenomen  van PI.  I ,  N° 1  onzer Munten van Friesland,  
 Groningen  en Drenthe.  Men  ziet,  op  deze munt  is  de  naam  van  Staveren,  even  
 als  bij  p e r t z   op  het  jaar  991,  Staverun  gespeld. 
 (I)  In  de  Annales  Hildesheimenses  bij  p e r t z ,  Corp.  Hist.  Germaniae,  V ,  68,  lezèn  
 wij:  «Piratae  etiam  Staverun  depredando  vastavernnt,  aliaque  in  iitore  loca  perdiderunt,»  
 aangebaald  bij  v a n   d e n   b e k g h ,  Ilandboek  der  Middelnederlandsche  Geographie,  bl.  142. 
 • Die  van  Staveren  zonden  reeds  van  Karel  den  Grooten.zekere  regten  bekomen  hebben,  
 aldaar.