Nijmegen (Itijksäag te), 148 ; de Ketzerin
Theophano daar overleden, 163.
Nijverheiil (De toestand der) tijdens K a re r
den Grooten, 109. .
Nimbus om een hoofd, 50.
Noordaa (Wiilen de Heer S. H,v a n dee) , 81.
Noord-Braband, 1.
Noord-Brabmdsch Genootsckap van Künsten
en Weienschappen, 87: Terzameling van
hei N. B. G., 26.
Noord-Italiö (Bouwwerken in), 114.
Nooräzee, 115.
Noormatmen (Uitbreiding der) in Napelo en
- Sicilie, 175; in Nederland, 22, 69.
Noorwegen, 333; Noorwegen en Zioedet»,
1.04,
Nordkausen (Synode te), 278; de stad N.
verbrand, 821.
Normandie -, 212.
f o m B Labeo, 214; zet de Psalmen in
het Duitsch over, aldaar.
Noyon en Doomik (Bisschop van), 58.
Nuis bij Dusseldorp, 340.
. Numerair in Nederlmd in de zesde, zevende
en achtste eeuwen, 17, 56, 853.
Numismatici (Afbeeldingen van), 178.
Numismatiek door Mr. 3. D .ir k s , 107.
Numismatique du moyen age; zie Lele-
WEL.
Nummi laudari, 2.
O.
ÖiiooZ, 1 5 0 .
Obotriten in MeHenburg, 104, 237.
Obtricense Mòsae oppidum, 68, 69.
Oder (De), 171, 172.
Oddo in plaats van Ot to , 1 6 5 .
Odo, Graaf van Champagne, 187, 189.
Odoom in Brentke, 145.
O f PA (Koning) van Mercia, 106.
O g ie e de Been, 1 1 6 .
Oldenburg, 195; Bisdom O., 237.
Olie (Heilige), 55, 107.
Olifanti (Iteasaehtige) tijdens K a re l den
Grooten, 109.
Omega-nehtig teeken op eene mnnt, 8. .
Omsekriß in omgekeerde rigting te lezen,
100.
Oorbiecht (De), 384.
Oorlogsvloot (Normandische), 842.
Oostende, 195.
Oostenrijk, 104, 204; Markgraafschap 0.,
188.
Oostergo en Westergö, 808, 810.
Oostfranken, 180; Oostjranken land, 193.
Oostf'riesland, 195; het Oostfriesland der
twaalfde eeuw, 816.
Oost-Gothen, 8 ; -bronzen munten van dit
volk, 61.
Oostzee (De), 824; de Saksers aan de Oost*
zee, 103 ; handel van f ie l op de Oostzee,
201. Ophemert (Merovingische raunt gevonden te),
i7 . * -
Oppenheim, 248, 259-; vergadering te O.,
180. ;
Opper-Italië, 264-, 267, 274, 275, 291,
313. (
Opsterland (Muntjes gevonden in), 86.
O r d e n (De Numismáticas G . v a n ) , 22,
35, 40, 41.
O r d u l f (Hertog), 23 en 237.
Orleans in Aquiianie,, 185.
Osnabrug (School aan den Dom te), 112,
school van O., 215.
Ostraga, 220.
Ostrevant, pagus van Gallic, 59.
O tb e r t, Bisschop van h u lk , 280.
O th e lrich of U lr ic h , 180.
O t t o de Groote, 1 6 8 .
O t t o I (Keizer), 69.
O t t o I I I (Koning), 114; tot Keiner ge-
kroond, 163; zijne manten, 165.
O tto IV van Brunswigk (De Duitsche Koning),
831.
O t t o , Paltzgraaf hi} Rijti, 215.
j O t t o I I , Bisschop van Utrecht ¿ 3S5.;
O t t o van Nordheim-, later Hertog van Bei-
jeren, 228, 241, 245 ¡ 249 250, 252,
259, 265, 266, 271 ; zijn zoon Markgraaf
I H e n d r ik , 273. ••
Ot t o van Ostia, 272.
Oudaan, 81.
Oudheidkundige mededeelingen ; zie J a n s s e n .
O u e n (Sint), 58, 61, 64.
Ovaal van parels, 53.
Overijssel (Plaatsn^jnen in), 37.
Overijsselsche Almanak, 37.
Oversticht, 196.
P.
Paard (?) op munten, 37, 360.
Paarsch opperkleed, 819 .
Paderborn (Bijksvergadeiing te), 105; K ar
e l de Groote had daar in 799 zijn hof-
leger, 107; school aldaar, 113; Aquitaan-
sche kriigslieden aldaar, 135; Bisschop
van P ., 162.
Padua, 315,
Pagi of GouiOen (Namen der) op Fränkische
munten, 59.
Pagus Dorestad, 80.
Paladijnen (De twaalf) , 116.
Palatina moneta, 151; waar die van L o d e -
w i j k den Vroomen geslagen zijn, 152.
Paleizen 'door K a r e l den Grooten gesticht,
115; hij bezat er 160, aldaar.
Palen (?) op muntjes, 100.
Palermo, 330, 842.
P a l l a s (Hoofd van) op munten, 47.
Palmtak op eene munt, 54.
Paltzgraven, 193.
Paludamentum of krijgsmantel ,5 7 .
Pampelona door K a r e l den Grooten vero-
verd, 105.
Pa/ndectae triumphales, 321.
Pannoniers (Tetradrachmen der), 66.
Paphos op Cyprus, 277.
Parels (Band van) , 26.
Parijs, 141 ; Hoogeschool te P ., 111, 343 ;
Keizerlijk Penningkabinet te P ., 57.
Parlement • van Vemeuil, 93; ‘
Parma, 317.
Pas der Alpen, 139.
P a s c h a l is I I (Paris), 277, 278.
P a s c h à l is I I I (Paus), 316; neemt K a r e l
den .Grooten oiiäer de Heiligdn op , 114.
Pasmnnt, 98.
Patriarch van deruzalem , ; 115. -
Patriarch van het Noorden, 234.
Patricias der Bomeinen, 105, 209.
P a u l u s (Apostel), 804.
P a u l u s Diaconus, Geschiedschrijver tijdens
K a r e l den Grooten, 105.
Paus (De) ontvangt een wereldlijk gebied
van Koning P e p i j n , 104; onderdanigheid
van den P. aan de eerste Keizers, 107,
. 108.
Paus (Eerste) uit Duitschen bloede, 168.
Pavia geheel verbrand, 171; zie verder 186;
Bijksdag aldaar, 190; zie ook 312, 817,
enz.
Pelgrimstogt, 236.
Penningboek ofte wechwijser, enz., 348.
P e p i j n , 67; munten van P ., 46, 56.
P e p i j n de Körte of van Herstal, 93.
P e p i j n , tweede zoon van K a r e l den Grooten.),
109.
P e p i j n , zoon van L o d e w i jk den Vroomen,
138, 139, 140, 141.
P e p i j n , zoon van B e r n h a r d van Italie,
141.
P e r r e a u (De Belgische Numismáticas), 864.
P e r t z , Monumenia Germaniae, 80, 166.
Pelzen (Koning der), 3, 109; plaafst zijne
beeldtenis alleen op de zilveren munten,
aldaar.
Pest (Vreeselijke), 817.
P e t r o n e l l a , Gravin-weduwe van Holland,
309, 810. ■
P e t r u s (Begalien van den Heiligen), 804.
P e t r u s (Koning) van Hong arijo, 204.
Philippopolis, 326.
P h i l i p p u s , vader van A l e x a n d e r ^ » Groo-
ten, 65.
Phrissones, 361, 362.
Piacenza, 190, 291.
Pieterskerk (St.) te Rome, 107, 268, 293,
295, 318, 817.
P i p p i j n of P e p i j n , 98.’
P ¿sanen (Vloot der), 329.
Pistolen (Spaansche), munt, 87.
Plaatsnamen in Nederland (Angelsaksische),
43.
Plünderen door het hofgezin, 236.
P l u s s o (De Hei den vorst), 287.