voor ons van zeer onzekere beteekenis.
N° 6, eindelijk, hebben wij ontleend aan eene afbeelding, voorkomende in
den tekst van l e l ew e l ’s Numismatique du mögen age.
Op de vz. ziet men ’sVorsten beeldtenis binnen een’ parelcirkel. Het omschrift
is:
H E IN ... IM.
(dus onder Hendrik als Keizer geslagen). $
Op de kz. komt het woord Trajectum weder, doch thans op andere, en meer
verkeerde, wijze dan op N“ 3 voor. Het omschrift is :
XRISTIANA RELIGIO
waaraan echter op de munt eenige letters ontbreken.
De noordelijke streken van het toen geheeten Friesland waren gedurende de
regering van Hendrik III onder het bestuur van Graaf Bruno III, zoon van
Ludolf, Graaf van Brunswijk, die ten jare 1038 was gestorven. Hij voerde
namelijk- in ’s Kéizers naam het bewind over Stavoren, Oostergo, Westergo
(Ostraga en Westraga) (1) en Islego (de streek om den IJssel). Misschien
maakten Ooster- en Westergo, waarvan Dokkum de hoòfdstad was, toen slechts
één Graafschap uit.
Over dezen Graaf Bruno III hebben wij uitvoerig gehandeld in onze Munteti
van Friesland, Groningen en Drenthe, bl. 18 en 19. Hij wordt bij Dtiit-
sche Geschiedschrijvers, even als op zijne munten, BRVN genoemd. De Duitsche
Keizers waren dezen magtigen en luisterrijken tak van hun gesladht bijzonder
genegen, en niet dan schóorvoetende, en na herhaalde, ontwijfelbare, blijken van
ontrouw en verraad te hebben ondervonden, gingen zij eeist in het laatst der
I I e eeuw er toe over, om voor altijd aan dezen zijtak de leenen van Staveren,
Oostergo, Westergo en Islego te ontnemen en aan de Bisschoppen van Utrecht
te schenken.
Doch beschouwen wij thans de onder de opperfaeerschappij van Keizer Hendrik
III door zijnen leenman Bruno in Ooster- en Westergo geslagene munten.
Deze zijn aile denariën en wel van de ligie soort.
(1) Zie v. D. BEHGH, Middelneäerlnndecke Geographie, bl. 135 en 141.
N° 7 heeft op de vz. het naar de regterzijde gekeerde bofstbeeld des Roomsch-
Konings, van zeer ruwe bewerking. Voor dat borstbeeld vertodnt zieh de Rijks-
staf met het kruis daarop. Het omschrift is :
* H l - IBR ■ ICVS RE
blijkbaar het werk van een zeer weinig bedreven stempelsnijder, misschien een
leerling, uit de Keizerlijke Munt te Utrecht ontboden. Het woord RE voor
REX (of men zoude het daarop volgende kruisje als de letter X moeten aanne-
men) duidt op den tijd dat Hendrik de Keizerlijke kroon nog niet bekomen had.
Het muntje is dus geslagen tusschen de jaren 1039 en 1046.
Op de keerzijde leest men tusschen twee parellijnen den naam des Leengra-
ven Bruno als '
BRVN
Het omschrift is:
DOCCVCCA
voor Doceugga. Men ziet, er is geen onderscheid. tusschen de letters C en G;
ook dat de A het dwarsstreepje mist. Friesche handschriften met kapitale letters
uit de l l e eeuw, ter mögelijke vergelijking , bestaan er niet meer. Vroeger
zuilen ze wel voorhanden geweeet zijn , doch of bij de invallen der Noormannen
of gedurende de binnenlandsche oorlogen der Schieringers en Vetkoopers verloren
gegaan zijn. Hoe dit ook räjn möge, er bestaan ook op munten uit andere
landstreken voorbedden van de verwarring tusschen de C en G of derzelver
iilentiteit. .
Wat nu de muntstad Dokkum zelve betreft, de hoofdstad van Oostergo,
deze k»mt reeds op het jaar 755 voor, toeu Bonifadus aldaar om het leven
wfa'd gebragt (1).
Deze ligte penning weegt 0,8 w. en bevindt zieh in het Koninklijk Kabinet
te ’s Gravenhage en in dat der Leidsche Hoogesehool.
Zonderling dat ze, even als bijna alle de volgende denarien, in beide
deze Kabinetten uit het buitenland zijn aangebragt geworden, te weten uit
(1) Zie v. D. BERGH, ‘MiddelnederlancUche Geographie, bl. 137, en m o li., Kerhgeschie-
dénié, van' 'Nederland vóór de Hervortmng, bl. 146.