
 
		verder  aan  den  geestelijken  stand  te  wijden  en  zieh  in  een  klooster  te  
 begeven. 
 Hij  riep  in  stilte  de  hulp  van  zijnen  zoon  Lodewijk  van  Beijeren  in,  die  dan  
 ook  met  een  goed  toegerust leger  naar  den Rijksdag kwam, dien Lodewijk tegen  
 October  830  te Nijmegen  beschreven  had,  ten  einde  daar mededeeling  te  doen  
 van  zijn  besluit  omirent  de  regering des  Rijks.  (Daar  zullen  dus  ook  de Fränkische  
 Grooten  uit  het  tegenwoordige  Nederland  versehenen  zijn.)  —  Hij  ver-  
 ijdelde  alzoo  de  plannen  der  zaamgezworènen  en  verzoende  zieh  eindelijk met  
 den  om  vergeving  biddenden  Lotharius.  .Karel  de  Groote’s  gunsteling  eh ver-  
 trouwde,  zijn  levensbeschrijver  Eginhard,  die  tegenwoordig  was,  heeft  daar  
 voorzeker  invloed  op  gehad. 
 In  het  volgende jaar  831  werden  de zaamgezworeneh  op een Rijksdag te Aken  
 veroordeeld,  doch  Judith  vrijgesproken,  en  daarna  door  den  Paus  van  hare  
 geestelijke  gelofte  ontslagen. 
 Zij  vergat  echter,  tot  vorigen  staat  hersteld,  zieh  te matigen  en  begon weder  
 te  kuipen  ten  behoeve  van  hären  zoon Karel,  dien  zij  gaarne  boven  zijne  half-  
 broeders  verheven  zoude  hebben  gezien.  Zij  wist  het  zoo  ver  te  brengen,  dat  
 haar  gemaal  Aquitanie  aan xPepijn  ontnam  en  aan  Karel  gaf:  Pepijn,  als  gevangene. 
  naar  Trier  vervoerd,  wist  echter onder  weg  te  ontkomen en daarna zijne  
 broeders  tot  zijne  hulp  te  roepen;  ook  riep  hij  die  in  van  Paus  Gregorius  IV,  
 die  naar Duitschland kwam,  om  de  verzoening  tusschen  den  vader  en  de  zonen  
 te  beproeven;  het  lachte  den  Paus  toe,  zòo  mogelijk  als  soheidsregter  op  te  
 treden  en  daardoor  zijne  geestelijke  magt  te  vergrooten. 
 Lodewijk  rustte  zieh  tot  den  strijd-tegen  zijne  zónen  toe;  zijne  leenmannen  
 uit  noordelijk  Frankrijk  en  noordelijk Duitschland  (dus  ook  die  uit  het  tegen-  
 woordig Nederland)  begaven  zieh  methunne manschappen  bij  hem.  Bij  Colmar  
 zoude  het tot  een  treffen  gekomen  zijn,  indien,  door verraad,  Lodewijk niet van  
 het  meerendeel  der  zijnen  verlaten  ware  geworden  en  hij  daardoor in  de  magt  
 zijner  zoons  geraakte.  Deze  scheidden  hem  spoedig  van  zijne  gemalin,  die  naar  
 Tortona  over  de Alpen werd  gevoerd.  Hierna  keerden de  jongere  broeders  naar  
 hunne  landen  terug.  Lotharins  nam  den  ouden Keizer met zieh naar Compiegne  
 en  stak  zijn  stiefbroeder  Kärel  in  het  klooster  van  Pruim. 
 Hierop  bragt  men Lodewijk  op  smadelijke wijze  zoo  ver,  dat  hij  zieh zelven  
 voor. de  Regering  onbekwaam  Verklaarde. 
 Doch  het  volk  kon  zulks  niet  verkroppen.  Aan  het  regtmatig  gevoel  van  spijt  
 over  het  gebeurde : gaven  vooral  zijne  zoons  Pepijn  en  Lodewijk  lucht.  Weldra  
 zag  Lotharius  zieh  van  drie  zijden  bedreigd.  Alvorens  naar  het  zuiden  de  wijk  
 te  nemen,  hergaf  hij  aan  zijn  vader  en  stiefbroeder  de  vrijheid. 
 Ook  Pepijn,  de  zoon  van  den  ongelukkigen Bernhard  van  Italie,  verheugde,  
 met  eenige  anderen,  Lodewijk,  door hem  zijne  gemalin,  uit  hare  gevangenis  te  
 Tortona  bevrijd,  naar  Aken  terug  te  voeren. 
 Eindelijk  verzoende  Lodewijk  zieh  met  zijn  zoon  Lotharius,  die,  zeer  in  het  
 naauw  gebragt,  beloofde,  zonder  ’s vaders  verlof,  Italie  niet  meer  te  zullen  
 verlaten. 
 Dit  alles  had  in  835  plaats.  Lodewijk,  thans  51  jaren  oud,  zoude  eenen  
 gelukkigen  ouderdom  hebben  kunnen  doorbrengen,  indien  het  ongeluk  hem wij,  
 zer  gemaakt  had,  doch  de  vijf laatste jaren  zijns  onrustigen levens zouden weder  
 niet  kalm  zijn.  Hij  was  niet  bestand  tegen  de  kuiperijen  van  zijne gemalin  Judith. 
   Deze  begon  weder  op  nieuwe  deelingsplannen  ten  behoeve  van  hären  zoon  
 Karel  bedacht  te wórden.  Het  gelukte  haar  in  837.  Toen  ontving  haar  lieveling  
 alle  noordelijke  deelen  des  Rijks,  daaronder  begrepen  Saksen,  bij Mentz  over  
 den  Rijn  gaande,  Verdun,  Toul  en  Parijs  omvattende,  en,  de  Seine  volgende,  
 tot  aan  zee  zieh  uitstrekkende. 
 In  838  verklaarde Lodewijk  den  jongen  Karel  als  weerbaar  en  zette hem eene  
 Koninklijke  kroon  op  het  hoofd,  welke  de  andere  zonen  niet  ontvangen  hadden. 
 Het  verzet  van  den jongeren  Lodewijk,  die  zieh  Saksemniet  wilde  laten  ont-  
 nemen,  leidde  slechts  daartoe,  dat  hij  zieh met Beijeren  alleen  moest  vergenoe-  
 gen,  en  in  839  was  de  laatste  verdeeling  voor  hem  nog  nadeeliger.  Koning  
 Pepijn  van  Aquitanie  toch  was  in  hqt  vorige  jaar  gestorven,  en  zonder  acht  te  
 slaan  op  diens  twee  onmondige  zonen,  werd  het  geheele Rijk, met  uitzondering  
 van  Beijeren,  m  twee  groote  helften  verdeeld.  De  scheidingslijn  liep  van  de  
 Middellandsche  zee  af,  de  Rhone  opgaande,  over  het meer  van Genève  en  het  
 Jura-gebergte  tot  aan  de  Maas  en  längs  deze  tot  in  zee. 
 Lotharius.,-  aan  wien  de  keus  gelaten  was,  nam  de  geheele- oostelijke  helft,