
 
		dikwerf  nog  des  avonds  eigenhändig  de  voeten  van  dertig armen.  Doch  even  
 trotsch was  hij  jegens  de  aanzienlijken,  voornamelijk  tegen  de  wereldlijke Vorsten  
 ,  en  het  gebeurde  niet  zelden,  dat  hij  hunne  gezanten weken  lang  in  zijn  
 voorportaal  naar  gehoor  liet  wachten.  Over  het  algemeen  was  het  grootsche  
 in  dezen mensch  door  eergierigheid,  heerschzucht  en  ijdelheid,  die kinderen der  
 zelfzucht,  bevlekt,  en werd hij  daardoor  ten  slotte  tot  gemeene  daden  vervoerd.  
 Zijne  trots  was  daarop  gerigt  om  zijne  geestelijke  heerschappij  zoo  verunoge-  
 hjk  over  het  noorden  van Duitschland,  ja  van  Europa  uit te breiden; hij hoprde  
 zieh  gaarne  den  Patriarch  van  het Noorden  noemen;  ja  de  ijdelheid  verblmdde  
 hem  zoozeer,  dat  vleijer-s  hem  als  openbaringen  van  engelen  durfden  verkondi-  
 gen,  dat  hij  Pans  zoude  worden  en  de  gouden  eeuw  zoude  daarstellen.  Doeh  
 deze  verregaande  ijdelheid  openbaarde  zieh  eerst  in  latere  jaren;  in zijnen kraeh-  
 tigen  tijd,  onder  Hendrik  I I I ,  die hem  ook  het  Aartsbisdom toevertrouwd had,  
 en  wien  hij  op  diens  togten  naar  Hongarije  en  Italie  had  vergezeld,  werkte  de  
 nabijheid  van  dat  bezonnen  en  welwillend  karakter  zonder  twijfel  weldadig  op  
 hem  terug.  In  eene  neiging,  of  missehien  beter.  gezegd  afkeer,  kwamen. zij  
 beide  overeen,  te.weten  van  de  zeer  groote magt  van  het  Saksische Hertogdom,  
 dat  bijna  zelfstandig  in  de: noordehjke  streken  onder  de  SOjarige  regering  van  
 Hertog  Bernhard  bestond.  Adalbert  wilde  zijn  Aartsbisschoppelijk  regtsgebied  
 gaarne  van  alle  wereldlijke  magt  en  geregtsonderhoorigheid  bevrijden,  en in  het  
 algemeen  was hij  een  tegenstander  van alle Vorstelijk geweld en sloot zieh naauw  
 aan  het Koningsohap  aan,  terwijl  Hanno  daarentegen  de  magt  der groote Vorsten  
 zoo  sterk mogelijk,  doeh  die  van  het Koningschap  zwak wilde maken. 
 Deze  trekken  nit Adalbert’s wezen  verklären  voldoende,  hoe  hij  juist de man  
 was  om  Koning Hendrik weldra geheel  aan  zieh  te, verbinden.  Hij  gaf hem  in  
 alles  tpe,  vervulde  zijne.wenschen,  vltade.  zijne  luimen.,  en  werkte  alzoo  in  te-  
 gpngestelden  geest  als  Hanno.  Ook  de Keizerin  won  hij  voor  zieh,  en. zij  ver-  
 s.qhijeji  weder  aan; het Hof.  Een  vriend. der jeugd  van Hendrik,  de Graaf Werner, 
  mpest  steeds  hij  hem  zijn,  ofsehoon  deze,  een  aan  driften  en  hoogmoed  
 overgegeven  wezen,  niet weldadig  werken.kon  op den  even  eens  gezinden jeug-  
 digen  Koning.  Hendrik  was  vatbaar  voor  trouwe  vriendschap  en  toegenegen-  
 heid,  dankbaar  voor bewezene  diensten,  grootmoedig  in  zijne  gedachten.  Men 
 had  hem  met  jongelingen  moeten  omringen,  welke  deze  edele  roersels  zijner  
 geaardheid  konden  ontwikkelen  en  zijne  vriendschap  verdienen;  maar  Werner  
 was  zijne  driften  te wille,  die  hij  zelf met  den Koning deejde.  Adalbert trachtte  
 de  andere Duitsche Vorsten  door  vrijgevjgheid  met  Koninklijke  goederen,  over  
 welke  hij  van  den Koning  de  vrije beschikking bekwam, te winnen;  zoo verkreeg  
 de  Aartshisschop  van  Mentz  de  Abdij  Seligenstadt,  vroeger  door  Einhard  of  
 Eginhard  gesticht;  Hertog  Otto  van Beijeren  de  Abdij  Kempten;  Hertog  Or-  
 dulf  van  Saksen,  die  kort  te  voren  zijn  vader  Bernhard  opgevolgd was,  het  
 kasteel  Ratzeburg.  De Aartshisschop  Hanno vergat  zieh  zelven niet, en  liet zieh  
 niet  alleen  het  negende  deel  van  den Koninklijken  schat  schenken, maar ook de  
 Abdijen Malmedy  en  Cornabismunster, welker  gerust  bezit hij  echter  niet mögt  
 deelaehtig  worden,  want  de  Koninklijke  magt  was  niet  voldoendg  om  hem  in  
 het  bezit,  althans  van  de  eerste,  te  stellen.  Ook  de  bofhouding  des Konings,  
 die Adalbert  zeer  verkwistend  had  ingerigt om hem  vermaak en  verstrooijing  te  
 besorgen,  kostte  veel  geld,  en  de  Koninklijke  domeinen  werden zwaar  belast,  
 verwaarloosd  en  veronachtzaamd ;  en  wat  nog  erger was,  om  aan geld te geräken  
 werden  Bisdommen,  Abdijen,  ambten  van  allerlei  soort  op  de  ergerlijkste  
 wijze  verkocht. 
 De  aangelegenheden  van  Italie  en  van  den  Pauselijken  stoel gingen onder deze  
 onjstandigheden  ook  steeds  meer  onafhankelijk  van  het  Keizerlijk  goeddunken  
 hunnen weg.  Reeds was in  1061  door de  streng kerkelijke partij,  onder  leiding  
 van Hildebrand,  de  Paus  Alexander  II ;  door  de Keizerlijken-,  onder  toestem-  
 ming  der  Keizerin  Agnes,  de  Paus. Honorius  II  gekozen  geworden,  en  beide  
 streden  om  het  bezit  van  Rome.  Na  spraken,  tot  groot  ongeluk,  ook  de beide  
 voogden  des  jongen  Konings,  Hanno  en  Adalbert,  volgens  hunne  grondbegin-  
 selen  en  neigingen  elkander  ook  in  deze  zaak  tegen ;  Hanno  begunstigde Paus  
 Alexander,  Adalbert  den  Paus  der  Keizerin,  Honorius;  wat  de  een  wilde,  
 werkte  de  andere  tegen ;  de  hoogere invloed ging  daardoor verloren en de nieuwe  
 scheuring  in  de  kerk  eindigde  eerst  met  den  in  1064  voorgevallen  dood  van  
 Honorius. 
 Inmiddels  hadden  er  in  Duitschland  belangrijke  veranderingen  plaats  gehad.  
 De  verkeerdheden  van  Bisschop  Adalbert  hadden  haar  toppunt  bereikt.  Hij 
 30*